Hoofdstuk 1

372 22 1
                                    

LUCAS

Haar voeten waren koud en bijna net zo bleek als het deken dat ik om haar heen had gelegd. Handen tegen haar borst geklemd, een ring om haar vinger. Het symbool dat werd gegeven als een teken van liefde, voor altijd. Een teken van geluk en samen zijn. Toch was het mijn moeder die daar lag, alleen. Mijn vader al dagen weg voor zijn werk, terwijl we allemaal wisten wat hij echt aan het doen was. De tv stond nog aan met een brunette die nog steeds niet wist tussen wie van de twee jongens ze moest kiezen. Wijnflessen stonden op de grond om aan te geven waarom mijn moeder zo lag. Ik wist niet of ze sliep want ondanks dat ze zo stil was kon ze ook in trance zijn van het vele drinken.

"Het spijt me." Kwam er uit haar mond. Maar ik wist niet tegen wie ze het zei. Mijn moeder is niet altijd zo geweest vertelde Mnr. Rozenbottel, een goede vriend van de familie, me een keer. Ooit was ze een zorgzame vrolijke vrouw geweest, iemand die iedereen aan het lachen kon maken. Maar toen ze mij kreeg veranderde alles. Alleen al het feit dat ik bestond verpeste hun huwelijk. Dat is dan waarschijnlijk ook de reden waarom mijn vader me niet eens meer aan wilde kijken.

De klok gaf twee uur in de ochtend aan en ik kon mezelf wel op mijn kop slaan. Ochtenden waren nooit mijn favoriete momenten van de dag en al helemaal niet wanneer ik niet lang genoeg had geslapen. Ik zette de tv uit en gaf mijn moeder kus op haar koude voorhoofd, voordat ik de kamer uit liep naar mijn kamer. Het was een grote ruimte met een tweepersoons bed dat paste bij mijn lichtbruine bureau en kledingkast. Op de muur naast mijn bureaustoel waren foto's geplakt. Ik en mijn zogenoemde vrienden. Als je me zou vragen of ze echt belangrijk voor me waren en ik zou eerlijk antwoorden. Dan zou ik nee hebben gezegd. Ondanks dat zijn ze wel makkelijk waren om mee om te gaan en dronken mee te worden. Via hen heb ik me omhoog gewerkt naar de plaats op school die ik nu heb. Bovenaan, de eenzame top.

Mensen zagen mij als perfectie. Een goed uitziende jongen van rijke afkomst en horde meisjes achter zich aan. Iemand waar je respect voor had en naar opkeek. En dit was precies wat ik wilde dat mensen zagen wanneer ze naar me keken.

Die volgende ochtend liep ik de deur uit naar mijn auto nadat ik mijn gebruikelijke ochtend routine had door gelopen. Mijn vader was er nog steeds niet en ik vroeg me af of ik hem deze week nog zou zien. Stiekem hoopte ik dat hij nog een tijdje weg bleef, maar ik wist dat mijn moeder dat niet zou aankunnen. Mijn vader had me nooit geslagen of iets ander om me fysiek pijn te doen maar de blikken in zijn ogen zeiden genoeg. Ze vertelde me wat ik allang wist. Ik was een mislukkeling in een plastic wereld waar iedereen deed of alles goed zal komen.

Op school was ik een van de eersten, afgezien de nerds die dachten dat je hogere cijfer haalde als je zo vroeg mogelijk op school kwam. Om eerlijk te zijn gaf ik niet zo veel om dat deel van school, de goede cijfers en het leren. Wat me meer interesseerde waren de mensen. Hoe makkelijk ze te manipuleren waren. Dit was de plek waar ik de nummer 1 kon, de belangrijkste.

Met mijn handen in mijn zakken liep ik naar mijn kluisje om mijn boeken te pakken. Het stond precies tussen twee lege kluisjes waardoor ik nooit last had van vervelende mensen die in de weg liepen. Tenminste totdat hij naast mijn kluisje stond. Het was een jongen die ik nooit eerder had gezien, met kastanje bruine haren die half voor zijn bijna onrealistische felgroene ogen hingen. De eerste gedachten die in me opkwamen gingen er over dat hij in de weg stond. Ik ergerde me eraan dat hij niet gewoon aan de kant ging zoals elk ander mens hier op school. Dat moest dan ook wel betekenen dat hij nieuw was. Fantastisch, zit ik weer met een vervelend jochie naast me opgescheept voor de rest van het jaar. Toen ik op hem af liep en het wel duidelijk was dat ik er langs wilde deed hij nog steeds niet. Hij bleef daar maar staan, met zijn grote ogen geboord in de mijne. Hij moest of heel stom of heel dapper zijn geweest. Hoe meer ik in zijn buurt kwam, hoe beter ik hem kon zien. Zijn gezicht stond verveeld en er liep een litteken over zijn linker wang naar zijn oor.

'Aan de kant.' Mijn stem voelde vreemd en harder dan de bedoeling was. De mensen om ons heen stopte met praten en ik wist dat ze naar ons keken. Toch verzette de jongen geen stap, gaf geen enkel teken dat hij bang van me was of misschien een zelfs maar beetje verrast. Ik moest naar mijn kluisje toe en ik was niet van plan om mezelf voor gek te zetten door het hem te vragen om weg te gaan dus deed ik het enige wat ik kon verzinnen in deze situatie. Mijn hand raakte zijn schouder en ik voelde zijn lichaam verstijven totdat ik hem los liet en hij de harde vloer van de gang raakte. Ik stapte over hem heen en kon het niet laten nog een triomfantelijke blik naar de jongen toe te werpen. Niemand zal mij ooit in zo'n situatie plaatsen zonder er later spijt van te krijgen, niemand.

Net Alsof Wattys2016Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu