Hoofdstuk 12

488 35 2
                                    

Will ijsbeerde al de hele tijd door de kamer, iets waar zijn vrienden gek van werden. Ze zaten aan tafel, en bleven met hun ogen de jonge Jager volgen, terwijl die maar heen en weer door de kamer bleef lopen. Arnaut verveelde zich, Will keek bezorgd, en Halt keek zowel medelijdend, als geamuseerd.

"Waarom ga je niet even zitten?" suggereerde Arnaut. Hij keek toe hoe Will zich in een van de stoelen liet vallen. Maar de pauze was van korte duur, want al na een paar minuten stond hij op en begon hij weer door de kamer te ijsberen. Halt zuchtte.

"Ik word al moe als ik alleen maar naar je kijk."

"Dan kijk je ergens anders naar," antwoordde Will lichtelijk geïrriteerd. Halt trok één wenkbrauw op, maar wist dat Will alleen maar zo reageerde uit bezorgdheid. Logisch ook, dacht Halt. Hij wist niet hoe het ging met Alyss, en er was een geringe kans dat zowel zij, als het kind het niet zouden overleven.

"Ik weet dat je bezorgd bent om Alyss," zei nu ook Arnaut, "maar het komt vast allemaal goed." Hij glimlachte naar Will, die niet teruglachte.

"Maar wat nou als er iets fout gaat? Er hoeft maar dit te gebeuren en het is klaar!" zei hij panisch. Toen Arnaut praatte had hij stilgestaan, maar nu begon hij weer te ijsberen.

"Er gaat niks fout," zei Halt kalm, en Arnaut knikte instemmend. Will zuchtte en ging zitten, maar op het puntje van zijn stoel.

"Ik dacht dat hij er na een paar uur wel klaar mee zou zijn," zei Arnaut. Halt trok één wenkbrauw op en zei, lichtelijk geamuseerd: "Echt? Als ik het me goed herinner, zei Duncan dat Cassandra jou de kamer had uitgeschopt omdat je maar bleef ijsberen. En volgens Duncan ging je daar ook mee door, toen je bij hem in zijn werkkamer was; net zolang, tot je naar haar toe mocht."

Hier had Arnaut geen antwoord op, want het was allemaal waar. Hij zuchtte, al voor de zoveelste keer die dag herinnerde hij zich hoeveel zorgen hij zich gemaakt had om Cassandra. En voor Will was het nog eens tig keer erger, aangezien Alyss vergiftigd was. Intussen richtte Halt zich weer tot zijn ex-leerling, en vroeg: "Koffie?"

"Nee dank je," antwoordde Will, nog steeds op het puntje van zijn stoel. Nu trok Halt allebei zijn wenkbrauwen op. Hij wist hoeveel zijn oude leerling van koffie hield, dat hij dat nu niet wilde, toonde pas echt  aan hoeveel zorgen hij zich maakte. Hij schonk toch drie koppen in; één voor hemzelf, één voor Arnaut en één voor het geval Will toch trek in kop kreeg.

Er werd op de deur geklopt, Will vloog overeind en had de deur al opengedaan voordat Arnaut of Halt de tijd had gehad hun koffie neer te zetten. Dit keer stond er weer een bediende voor de deur, een andere – maar net zo zenuwachtige – dan de vorige keer.

"Jager Will, ik moest u zeggen dat–" Voordat de bediende de kans had gehad zijn zin af te maken en opzij te gaan, had Will hem al opzij geduwd en was hij de gang opgestormd. Halt en Arnaut wisselden een blik uit. Will had niet eens te tijd genomen te horen wat er gezegd moest worden, hij was er meteen vandoor gegaan. Halt gebaarde de bediende alsnog zijn verhaal te doen.

Intussen liep Will door de gangen van het Kasteel. Hij zou ze wel vinden. Lang hoefde hij niet te zoeken. Alyss lag op een privé kamer, wist hij, en zodra Will de ziekenzaal binnenkwam, iets rustiger voor de andere patiënten, gingen zijn ogen meteen op zoek. Rechts, daar was de gang. Hij ging door de deur en zag links en rechts meerdere kamers. Will liep snel de gang door en las alle bordjes. Ineens zag hij een bediende komen uit de achterste kamer, en Will wist instinctief dat dit de kamer was waar hij moest zijn. Hij liep erop af, maar toen hij voor de deur stond, durfde hij die niet open te maken. Hij hoorde geen babygehuil. Will slikte moeizaam, zijn hart klopte in zijn keel. Betekende dat, dat het kind het niet overleefd had? En Alyss, hoe ging het met Alyss?! Ineens realiseerde hij zich, meer dan ooit tevoren, dat hij niet wist hoe hij verder zou moeten leven, zonder haar. Ze waren al hun hele leven vrienden en hij kon zich niet voorstellen dat ze er niet meer zou zijn. Geen glimlach, als hij naar bed ging. Niet meer haar stem, als ze opstonden. Niet meer haar opgeluchte omhelzingen, als hij ongedeerd was teruggekomen van een missie voor het Korps. Niets meer.

De Grijze Jager; Een ongelukkige geboorte {GAAT NOG HERSCHREVEN WORDEN}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu