1. Verleden Mij, Heden Mij

58 6 0
                                    


Ken je dat gevoel dat je ligt te dromen, maar eigenlijk gewoon wilt ontwaken? Wanneer je droomt hoe een monster dichter naar je toekomt met het wapen dicht tegen je nek aan? Of als je naar beneden blijft vallen in de duisternis? Dat gevoel van besef en wil had ik niet zo lang geleden. Toen de wereld die ik eens kende veranderde in een geheel nieuwe wereld. Toen de planeet Aarde niet langer de planeet was waar ik me bevond. 

"Onatu, kom even hier, wil je?" Azons stem weerklonk. Hij had een stem die niet veel vrijgaf vond ik persoonlijk. Z'n klankkleur was somber en eentonig, hoewel je dat tijdens z'n spreken zelf niet zou vernoemen. Met een knikje liep ik naar hem toe. Het voelde nog steeds prettig onwennig al dit haar aan m'n lijf tezamen met het metaal die best wel wat woog. "Dit is Luvo, de magiër van Alandria. Als er iemand in staat is om je te helpen, dan is hij het wel." Alandria, een planeet ver weg van mijn thuisplaneet Aarde. Miljoenen lichtjaren van elkaar verwijderd bevind deze planeet zich in een vredige staat. Wel, vredig van de buitenkant als ik het je zo mag mededelen. Eenmaal je er zelf leeft merk je al gauw dat niet alles is zoals het lijkt. Hoe ik dit weet? 'k Heb het zelf meegemaakt. Een aantal dagen terug werd ik wakker in een plaats dat totaal verschillend was van m'n slaapkamer. En die plaats, dat was inderdaad Alandria. Het rijk der verlichting, om precies te zijn. Het was helemaal anders en serieus wat wennen in het begin. Gelukkig voor mij ontmoette ik Azon vlak na mijn arriveren. Dankzij zijn gave 'taal' was hij in staat om mij te begrijpen. Hoe ik terug thuiskwam wist ik niet noch hoe ik ooit m'n oude uiterlijk zou terug erven. Ik ga niet klagen, ik was best tevreden met dit uiterlijk, het is gewoon een feit dat ik liever m'n oude zelve zou willen zijn. Maar wie ik eigenlijk was geweest, hoe ik had geheten of hoe ik had geleefd, dat was uit m'n geheugen gewist. Het maakte het me gemakkelijker om me aan te passen aan de cultuur en het nieuwe leven. "Préjona ti sjavo, mao qa paère te?", waren de woorden die uit de mond van de magiër kwamen. Een zucht ontsnapte m'n lippen zachtjes zodat enkel Azon het kon ontvangen. De taal hier zou ik nooit leren, dat wist ik vanaf dag één al en ik was nog niet van gedacht veranderd. "Hij groet je en vraagt hoe het met je gaat", fluisterde m'n begeleider me in het oor. Ik knikte kleintjes en mompelde terug : "Niet zo goed, dat weet je best." De demon wendde zich terug naar de magiër vooraleer er weer enkele vreemde woorden werden gedeeld. "Préjona ti. Mao qa te oatèrà. Yognzo xirta wilupyra." Beiden verzeilden in een conversatie wat mij de tijd gaf om in gedachten te verzinken. Hoe zou het eigenlijk zijn op Aarde? Zou ik het leuk vinden of hield ik eerder van het leven op Alandria? Niet dat ik het kon weten voor het moment, maar een wereld waar ik met anderen kon communiceren zou wel fijn zijn. "Onatu?" Mijn aandacht keerde terug naar de magiër en de demon. "Hm?" "Ik weet niet wat het is, maar niemand blijkt van 'Aarde' gehoord te hebben. Zelfs Luvo niet en hij is een van de intelligentste van het licht. Weet je zeker dat 'Aarde' echt bestaat?" De blik van beide wezens deed me denken. Was ik echt zo mis? 

Na afscheid te hebben genomen van de magiër besloot Azon met me door te trekken. Maar mijn gedachten waren er niet bij. Ik was er echt zeker van dat Aarde bestond, maar hoe kwam het dan dat niemand dat aan me bevestigen kon? Misschien was ik gewoon weer wat aan het overdenken, het zou immers niet de eerste keer. Een zucht ontglipte me nog voordat ik me tot Azon keerde. "Ik wil weten wie ik was in het verleden." "Weet ik", zei hij op een begripvol toontje. "Maar 't is niet zo gemakkelijk als je denkt aangezien niemand weet waar jij over praat, gastje." Mijn ogen keken hem aan vol verbazing. Zijn paarse huid spiegelde zachtjes in het licht van de zon. "Jij bent even oud als ik hoor, gastje." Een speels lachje ontsnapte bij ons beiden gevolgd door een klopje op de rug. Misschien was deze planeet zo slecht nog niet, hoewel... Sommige dingen hadden best anders gekund, zoals de taal. Azon keek me aan terwijl we doorliepen. Zijn staart cirkelde achter z'n rug verschillende toertjes terwijl zijn lange zwarte haren het puntje ervan kietelden. De twee hoorns op z'n hoofd hadden dezelfde kleur als de tatoeages op z'n paarse huid. Een demon, dat was wie hij was. Hij had het me verteld tijdens onze ontmoeting. Wie ik was, dat was nog steeds een raadsel. Eens had ik blonde haren, bruine ogen en een mensenlijf. Maar nog voor ik het me kon veroorloven liep ik rond in een mensenlijf bedekt met metaal en zwarte haren op zeg maar, 3/4 van m'n lijf. Lange nagels en metalen vleugels maakten het ook niet beter en dan was ik nog niet begonnen over het zwaard die ik meesleurde. Groen gekleurde ogen namen alles voor me op van omgeving tot omgeving en waren de enige, verschillend van m'n huidskleur, die een ander kleurtje deelden dan de haren en metaal. De vleugels, waarvan ik niet geloofde dat ik er een toertje mee kon vliegen, deelden dezelfde blauwe gloed als het zwaard. Azon vond me d'r best cool uitzien, maar ik zal voor mezelf spreken als ik zeg dat ik hem er cooler vond uitzien dan mezelf. 

"Azon?" De demon naast me wende zich tot me. "Hm? Riep je me?" Hij glimlachte waardoor ik wist dat hij me effectief had gehoord. "Wat is mijn gave?" Hij wreef over z'n kin terwijl ik op de eerste lijn zat om toe te kijken hoe z'n hersenen ontploften bij het stellen van die vraag. "Wel, da's iets persoonlijks, weet je. Je moet het ontdekken voor jezelf, net zoals alle bewoners." Onze ogen bleven aan elkaar gekoppeld. "Hm." "Maar ik heb wel een vermoeden." Een teugje opwinding pompte zich door m'n aderen. "Wat vermoed je?" "Voor zover ik je tot nu toe ken, vermoed ik dat je de gave hebt van..."

AlandriaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu