15. Eind goed, al goed?

6 1 0
                                        


Zijn blauwe ogen staarden in de mijne. Hij had lange witte vleugels die precies vast hingen aan zijn witte jas. De donkergekleurde shirt, handschoenen, broek en schoenen kwamen hiermee in contrast. Zijn haren hadden een witgrijze kleur en pasten perfect bij zijn amberkleurige ogen. Op zijn rechter onderarm bevonden zich rode tatoeages. "Wacht even", kwam ik tussen beiden. "Hoogheid?" Azon knikte. "Inderdaad, deze man hier", zei hij met zijn hand richting de Jaeger om niet onbeleefd over te moeten komen. "Dit is Taiki Sasaki, Jaeger van het licht sinds 14 eeuwen." Mijn ogen keken naar hem met een verwonderde blik. "Aangename kennismaking, hoogheid." "Noem me gewoon Taiki." Hij wreef met z'n hand door m'n haren wat me deed glimlachen. "Je doet me aan iemand denken, weet je dat?" "Aan wie?", vroeg ik uit terechte nieuwsgierigheid. "Aan mijn zoon", expliqueerde de Jaeger van het Licht. "Hij verdween enkele jaren terug en sindsdien heeft niemand hem nog gezien." Ik knikte in begrip en medeleven. "Het spijt me dat te horen." "Tja, sommige dingen kun je niet veranderen." Opnieuw volgde er een knikje. "Hoewel, ik heb echt het gevoel dat ik je al eens eerder heb gezien, zou dit kunnen?" "Ik zou geen idee hebben waar ik zou moeten hebben ontmoet, majesteit." Taiki wreef over z'n eigen kin en bekeek me goed. "Hoe noem je, m'n kind?" "Onatu Sasaki, hoogheid." Zijn verbaasde ogen lachten me tegemoet. "O-onatu?"

Ik knikte met onzekerheid. Waarom was hij nu zo verbaasd? Ik kon er toch ook niks aan doen? Of wel? Neen toch? Onopgemerkt haalde ik m'n schouders op. "Mijn zoon", begon de Jaeger, "hij heette Onatu Sasaki." Verbaasdheid overviel me tezamen met diverse vragen. Wou dat zeggen dat... "Ben ik?" Ik kreeg het niet uit m'n mond, maar blijkbaar hoefde dat niet. Taiki wist precies wat er gaande was. "Blijkbaar", zei hij met een overenthousiast gelaat. Zijn armen namen me dicht en deden me warm voelen.

Taiki nam zowel Azon als ik mee naar zijn kasteel die wat verder was gelegen. Het had verschillende grote torens en dikke muren ter bescherming. Wachters stonden paraat, zowel binnen als buiten. "Het is hier prachtig." De Jaeger glimlachte met een zachte giechel. "Ik ben blij dat je er zo over denkt. Het is gebouwd zodra er een grens kwam en de planeet in 2 splitste." Dus, Alandria was niet altijd zo geweest? Ik dacht van wel, blijkbaar niet dus. Ach ja, het was misschien beter zo, dat de mensen niet altijd gesplitst geweest waren. "Laat me je kamer tonen." Ik knikte en volgde mijn, onverwachte, vader. Hij bracht me naar een van de hoogste torens waar een vlag met het symbool van licht erop in het goud. De enige houten deur bovenaan de toren leidde tot een slaapkamer waar alle licht van buitenaf afkomstig was. Een bed met zijden lakens die dezelfde kleur hadden als de gordijnen, waren met pracht en praal over het bed heen gespreid. Een nachtkastje met het hout van een kerselaar en een bureeltje met sierlijke stoel. De houten vloer was aangekleed met een rood tapijt en de kale muren met verschillende kadertjes. "Ik zal je even laten, terwijl zal ik je vriend z'n slaapplek wijzen." Taiki en Azon verdwenen achter de zware deur en lieten me even op m'n eentje. Een brief die met het koninklijke zegel gesloten was lag op het bureeltje. Uit nieuwsgierigheid opende ik deze om te lezen. "Het koninklijke huis van Duistere Rijk verwelkomt u om naar de kroning van Souta Uchida en Eclips Ishii te komen. Deze gelegenheid zal plaatsvinden in het Duistere paleis op vrijdag de 13de. U bent toegestaan één extra gast mee te nemen naar deze kroning. Het diner zal plaatsvinden in de binnenzaal om 's avonds het vuurwerk te kunnen bezichtigen in de koninklijke tuin. Gelieve deze uitnodiging mee te nemen als bewijs. We hopen u met open armen te mogen verwelkomen. Met vriendelijke groeten, het koninklijke huis van het Duistere Rijk." Ik glimlachte bij de gedachte eraan. "Die twee zullen de grens wel wegwerken, al helemaal met de Jaeger van het Licht. Ik denk dat beiden wel overeen komen." Mijn opmerking werd bewezen door het feit dat Taiki over het rijk van Souta heeft zitten waken terwijl de prins afwezig was. Alles was uiteindelijk toch op z'n pootjes terecht gekomen, zo te zien. 'k Zal eerlijk zijn, ik had het soms even in twijfel getrokken of het wel een goed einde zou hebben. Misschien moet ik minder denken en vragen stellen. We zullen uiteindelijk wel zien hoe de dingen lopen, zeker? Met een glimlach legde ik de uitnodiging terug neer. Het verbaasde me eigenlijk niet dat ze voor vrijdag de 13de gekozen hadden. Het was wel iets typisch dat ik hen niet kwalijk kon nemen. Zo'n kenmerk dat hen niet vlug ontnomen zou worden.

Met een opgeluchte zucht staarde ik door het raam. De zon scheen prachtig aan de hemel en ik genoot echt. Ik had al een soort 'thuisgevoel' ontwikkelt en dat was me vlug opgevallen. Hier kon ik uren van genieten, maar die uren veranderden al gauw in minuten. Een stekende pijn overviel m'n lichaam en deed me door m'n benen gaan. Mijn handen grepen naar m'n borstkas waar ik al gauw ontdekte dat bloed in grote mate m'n lijf verliet. Druppels raakten de grond en een gemene lach kwam me tegemoet.

"En jij die dacht dat je me kon ontsnappen, huh?" Een gemene en bekende stem suisde in m'n oren. "Niemand ontkomt me, Onatu." Ik draaide me met wat moeite om, om een zeer gekend persoon in m'n zicht te zien staan. "Kira?" "Dat ben ik." Zijn gemene ogen boorden zich in de mijne voordat ik zijn tentakels opmerkte. Een ervan was besprenkeld in bloedspetters, die als volgt het tapijt tegemoet kwamen. Hij had me gestoken. Maar waarom bleek ik ervan te sterven en Souta niet? Het zou toch niet... Souta zei me dat Kira z'n tegenpool niet was en hij hem daarom niet kon vermoorden. Wou dat dan zeggen? "Jij bent mijn tegenpool." Onze ogen bleven in contact terwijl hij een maniakale lach loste in de lucht. "En jij idioot beseft het nu pas, hm? Vanaf het moment dat ik je zag was dat momentje van blindheid al dat er nodig was om jou een stap voor te zijn. Had je maar beter naar Azon geluisterd, niet waar?" Hij lachte nogmaals. "Nu ben ik degene die heerst, hoogheid. Nu, sluit je ogen maar en val maar in slaap." Mijn beeld nam af en werd wazig. Ik hoorde hem lachen op een vage manier vooraleer alles om me heen verduisterde tot een pikzwarte kleur.

AlandriaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu