De aanslag

408 24 3
                                    

Het was intussen alweer een week geleden dat Bram Fenna gesproken had. Ze hadden 's avonds nog met een drankje bijgepraat en heel wat afgelachen. Bram had ook nog achter de reden van haar vertrek gevist en uiteindelijk was ze gezwicht. Ze vertelde over haar 'burn-out' na die bewuste nacht, waarin ze Evert in haar droom zag vermoord worden. "Ik wil hem niet verliezen in een vuurgevecht, Bram", had ze geklaagd.
Hij had haar ernstig aangekeken, "we staan nu eenmaal in de frontlinie, Fenna, het maakt deel uit van ons werk."
Voor ze had kunnen reageren, was hij al verder gegaan met zijn betoog, "jij en Evert vormden zo'n goed team, jullie verstonden mekander zonder woorden. Hij zou minder kans lopen om neergeknald te worden in een vuurgevecht, als jij bij hem bent, weet je ?"
Dit had Fenna tot nadenken gestemd.
Bij hun afscheid had Bram nogmaals geprobeerd om haar te overhalen om terug te komen. Fenna had gewoon geglimlacht, ze had hem warm omhelsd en beloofd dat ze na de drukke periode in het museum zeker eens zou langskomen.
"Daar hou ik je aan", had Bram nog geroepen, nadien hadden ze afscheid genomen en elk terug hun eigen weg ingeslagen.

Alleen Carla was nu op de hoogte van zijn bezoekje aan Fenna. Evert zette zijn stekels al uit als haar naam uitgesproken werd.
Op woensdag had Evert een dagje vrijaf gevraagd. Hij was 's morgens de meisjes gaan afzetten aan school en had met hun afgesproken om 's namiddags naar een binnenspeeltuin te gaan. Intussen was het bijna 11u geworden. Evert reed nog snel naar het warenhuis voor enkele broodnodige boodschappen, hij zong uit volle borst mee met de radio, toen het programma plots onderbroken werd door een onrustwekkend bericht : "er komt net een melding binnen dat er een bom ontploft is in het Groninger museum." Evert duwde hard op zijn rem en zette zich aan de kant van de weg. Had hij dit nu goed gehoord ? Hij draaide het volume verder open, "we hebben op dit moment nog geen details over hoeveel mensen er binnen waren, maar vermoed wordt dat dit een aanslag is op bondskanselier Merkel, die vandaag het museum officieel plande te bezoeken."
Evert hoorde de rest van het bericht niet meer, het was alsof alles zich nu in een droom afspeelde. Hij kon alleen maar aan Fenna denken. Als veiligheidsagente was ze zeker aanwezig geweest. Het idee dat ze omgekomen was door die bom, verscheurde hem van angst. Hij draaide zijn auto over de baan en vloog bijna naar de snelweg, richting Groningen. Vanuit de auto belde hij naar zijn collega's. Ze hadden het verschrikkelijke nieuws ook gehoord en Samantha en Bram waren, net als hem, in vliegende vaart, naar het museum vertrokken.
Alle straten rond het museum waren afgezet, de pers werd op veilige afstand geweerd. Dankzij zijn politiebadge lukte het Evert om door de barricades te rijden en tot voor de poorten van het museum te geraken. Hij stapte uit en keek met open mond naar de aangerichte ravage. Alle ramen waren stuk, overal lagen er grote stukken glas en de raamlijsten stonden helemaal naar buiten gekromd, binnen was er enkel een dikke rookwolk te zien, er weerklonken van overal hulpkreten.  De hulpverleners liepen naarstig binnen en buiten, hun gezichten stonden aangeslagen. Evert liep naar de gekwetste mensen, die erin geslaagd waren zichzelf te redden en nu huilend hun verhaal aan psychologen vertelden. Fenna was er niet bij. Evert voelde hoe de paniek zich meester maakte van zijn lichaam. Hij liep naar een gewonde security-agent en legde zijn hand op zijn arm, "weet u waar Fenna Kremer is ?" De man schudde triestig zijn hoofd, "ik weet alleen dat we in dezelfde ruimte waren, toen de bom afging. Door de paniek is iedereen naar buiten beginnen lopen en ik weet op dit moment zelfs niet of mijn collega's het overleefd hebben."
Evert staarde wanhopig terug naar het vernielde gebouw, hij wou naar binnen, misschien was Fenna daar nog en had ze hem nodig. Zonder twijfelen liep hij naar de deuren maar hij werd meteen tegengehouden door een militair. "Laat me door", smeekte hij, terwijl hij met zijn politiebadge zwaaide, "er is daar nog iemand binnen die veel voor me betekent en die me nu zeker nodig heeft." De militair deed, zonder woorden, een stap opzij. Evert schonk hem een dankbare blik en vervolgde zijn weg naar binnen. Hij liep meteen naar de zwaarst getroffen zaal en aanschouwde tot zijn afgrijzen de levensloze, zwaar gekwetse lichamen en de afgerukte lichaamsdelen die her en der over de hele ruimte verspreid lagen. Overlevenden lagen te huilen en te kermen op de grond. Hulpverleners boden overal, waar er nog leven was, de eerste zorgen toe. Voor hem lag een groot beeldhouwwerk op de grond, hij zag nog net een paar benen langs één kant uitsteken. Hier kon geen hulp meer baten. Evert keek speurend rond zich heen, met een wanhopige kreet probeerde hij zijn ex-collega te vinden, "FENNA ?"
Tot zijn grote opluchting hoorde hij ineens een bekende stem roepen, "Evert, hier, kom me snel helpen." Evert zuchtte, hij beefde intussen over zijn hele lichaam, hij rende naar de plaats, waar hij haar stem gehoord had. "Fenna, waar ben je ?"
Toen zag hij haar, ze was lijkbleek en haar voorhoofd en haren waren bedekt met bloed, dat uit een gapende hoofdwonde gutste. Ondanks haar gekwetste toestand, zat ze op haar knieën naast een bewusteloze collega en probeerde ze met een drukverband het bloeden van zijn afgerukte hand te stoppen. "Evert", riep ze wanhopig, "help me gauw om dit verband aan te trekken, mijn arm wil niet meewerken." Evert keek snel naar haar arm, die hing in een heel onnatuurlijke positie. "Gebroken", vermoedde Evert in gedachten, hij snelde haar zonder praten ter hulp en samen slaagden ze erin het drukverband vast te maken. Intussen hadden andere hulpverleners hun opgemerkt en namen ze de zorgen over. Evert richtte zich terug tot Fenna. "Gaat het met je, kan je op je benen staan ?" vroeg hij bezorgd. Fenna krabbelde stoer recht. Toen ze rechtstond, voelde ze zich plots helemaal draaierig worden. Evert zag hoe haar lichaam ineenstuikte en kon haar nog net in zijn armen opvangen. Hij keek haar verschrikt aan, ze had het bewustzijn verloren en ademde intussen heel moeizaam. Evert sloeg terug in paniek, "mijn God, een dokter, snel, SNEL !"

moordvrouw : ik heb je nodigWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu