Michiel staat in onze kamer. Hij fluistert geruststellende woorden en we knuffelen zoals we dat vroeger ook altijd deden als het onweerde of ik een rot dag had gehad. Michiel begint aan mijn schouder te trekken en ik schrik wakker. April hangt boven me. Ik wil boos worden maar dat kan niet. Ze ziet er heel grappig uit en ik begin hard te lachen. 'Wat?' vraagt ze verbaasd. 'Er... Haha... Zit een tak in je... Haha... Haar,' zeg ik lachend. Ik probeer mijn ademhaling te controleren en zucht. Ondertussen haalt April een grote tak uit haar haar. 'Laten we gewoon wachten tot de storm over is,' zegt ze. Ik knik en we kruipen onder de haag. Na een tijdje begint het harder te regenen een modderstroom berijkt de onderkant van de haag en ik kruip dichter naar April toe. 'April, we moeten opzoek naar een betere schuilplek, een rots of zo,' zeg ik. April knikt en we kruipen onder de haag vandaan. We rennen door het doolhof op zoek naar een uitgang. Het wordt steeds donkerder. Na een tijdje rennen begint het water te stijgen en het duurt niet lang meer voordat we tot onze knieën in het water staan. De stroming wordt steeds sterker en er stroomt water in mijn laarzen. Ik zie April met moeite overeind blijven staan. 'April, ik denk dat ze ons het doolhof uit proberen te jagen!' schreeuw ik. Het harde geraas van de stroming neemt mijn stem halverwege alweer mee. 'Dat denk ik ook!' schreeuwt ze terug. 'We moeten snel een uitgang vinden!' Wankelend en glijdend zoeken we verder naar een uitgang. Na nog zo'n half uur zoeken zie ik daar eindelijk een gat en ren er heen. Wild zwaai ik met mijn armen. 'April! April! Ik heb de uitgang gevonden!' gil ik. Ze rent naar me toe en wordt bijna meegesleurd door de stroming. Ik grijp haar hand vast en we stappen over de drempel van het doolhof. Het stopt meteen met stormen. Het water zakt en we zuchten opgelucht. Eindelijk dat doolhof uit. Bomen met bruine en rode blaadjes. Herfst. Ik ben moe van het lopen en laat me zachtjes op de grond vallen. Het voelt alsof ik op een verhooginkje zit. Het zit wel lekker. Plots voel ik kleine pootjes over mijn hele lijf. Eén ding komt op mijn hand zitten het is een mier en ik katapulteer het van mijn hand af. Nog een mier en nog één. Ik probeer ze allemaal van mijn handen af te slaan. Eén bijt in mijn hand. Een doordringende pijn. Ik gil. Meer mieren. Ze bijten en ik blijf gillen. Ik sta op. 'April!!!' roep ik. Ze komt eraan en hakt met haar bijl op het nest in. Als ik niet constant gebeten zou worden, zou ik er best nog om kunnen lachen. Maar ja, ik word wel gebeten. Ik zie dat April ook gebeten wordt en gilt. Ik voel een mier op mijn wang. O, nee. Ik wil het dood slaan voor het me bijt maar ik ben te laat en het bijt me. Om het nog erger te maken sloeg ik mezelf heel hard toen ik de mier wilde doden. Ik probeer mezelf bij mijn verstand te brengen, dit gaat alleen stoppen als ik nadenk. Water. Mieren verdrinken. Hoop ik. De mieren hebben gebruik gemaakt van mijn pauze ze van me af te slaan en er zitten nu nog meer mieren. 'April!' roep ik. 'Wat?' gilt ze terug terwijl ze op het nest blijft inhakken. 'We moeten naar een water!' roep ik. Ze knikt en ik begin te rennen. Ik ren over het pad tussen de bomen en let niet op of April wel achter me aankomt. Ik laat de mieren me bijten, ze zijn straks toch in één keer dood. In de verte zie ik een open plek waar misschien een vijver kan zijn. Ik ren dwars door de bossen heen tot ik op de open plek kom. In mijn ooghoek zie ik April achter me aan rennen. Daar. Water. Ik denk niet meer na en spring er in. Het water komt tot mijn middel en ik ga kopje onder om de mieren van mijn hele lichaam te verwijderen. Ik voel de mieren los laten en niet één bijt er nog. Een vage rode vlek in het water verspreid zich. Mijn bloed. Als er maar geen haaien zitten is het goed. Ik kijk om naar April en zie hetzelfde in haar ogen als dat ik voel. Opluchting.
JE LEEST
The Wattpadgames~Melissa
FanfictionIn dit boek zitten alle opdrachten van de Wattpadgames van HanneEerdekens. Veel plezier met het lezen!