Hoofdstuk 1

35 2 0
                                    

14 oktober 1878

Cambridge

Zijn blauwe ogen stonden woedend.
"Je weet niet wat voor fout je nu begaat, Christian." Zei hij.
"Ik ben bereid om die fout te maken." Antwoordde Christian terug.
Hij draaide zich om en wilde weg lopen, maar werd vastgegrepen bij zijn schouder.
"Christian!" Siste de man.
Christian draaide zich om en keek de man recht in zijn ogen aan.
"Dat je dit hebt kunnen doen." Zei hij.
"Ik moest doen wat het beste was." "Dat was het niet, je was egoïstisch!" Schreeuwde Christian naar de man.
De man hief zijn hand, Christian ontweek de klap en gaf de man een harde duw. De man wankelde achteruit, struikelde en viel achterover door een glazenvitrine kast.
Er klonk een krakend geluid en het geluid van brekend glas.
Christian zag het bloed wat begon te ontstaan.
Hij bedacht zich niet en draaide zich om en rende de kamer uit.

Christian schrok wakker en ging in een ruk rechtop zitten, zijn adem was versneld, zijn hart bonsde hard in zijn borst. Het zweet stond op zijn voorhoofd en plakte zijn zwarte haar aan zijn voorhoofd, zijn hele lichaam was bezweet, daardoor plakte zijn blouse ook aan zijn lichaam.
Hij stond langzaam op uit bed.
Hij liep naar de bak met water die op een verhoging stond bij een spiegel. Hij waste even zijn gezicht met het koude water en staarde in de spiegel.
Zijn blauwe ogen waren groot en een beetje rood, ze keken nog steeds een beetje geschokt.
Hij haalde diepadem en ging met zijn hand door zijn zwarte haar.
Hij liep naar het raam van zijn kamer en keek naar buiten, het was nog steeds donker buiten, maar de avondlucht zag hier er zo anders uit dan in London, daar was het altijd grijs, zelfs overdag en meestal regende het, maar hier was de nacht donkerblauw met veel sterren aan de hemel.
Hij staarde naar het meer dat vlakbij was, de maan weerspiegelde erin.
Zo stond hij wel vaker de laatste dagen, hij had last van nachtmerries, en kon dan niet verder slapen.
Soms zat hij uitgeput op zijn paard Jack, een mooie zwarte hengst, een van de mooiste en duurste rassen, maar ondanks dat Jack een paard was, was hij wel zijn beste maatje, de enige op wie hij echt kon vertrouwen.
Hij was nu pas drie dagen op reis en dit was zijn tweede herberg waar hij in sliep, maar hij begon langzaam te wennen aan het gevoel dat hij niet meer thuis was. Want nu was alles beter dan thuis, waar hij zijn moeder in de ogen moest aankijken, of zijn oma.

Thuis had nu te veel herinneringen. Hij herinnerde zich veel dingen, er waren ook veel dingen opgevallen aan zijn familie.
Hij was pas drie dagen geleden erachter gekomen waarom zijn familie was, hoe die was.

The Lost SiblingsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu