Hoofdstuk: 35

307 21 11
                                    

"Gaat het?" zijn stem heeft de zoete klank van een minnaar en mijn hart ontwaakt, lacht en tolt.

Verward door al deze nieuwe ontwikkelingen knipper ik een paar keer met mijn ogen, alsof ik hem niet goed verstaan heb. Met een kundige souplesse wandelt hij de trap af en komt bij me zitten. Zijn knie tikt tegen de mijne aan en zet mijn lichaam in vuur en vlam. Een leger van vlinders stormt door mijn buik en belagen me met een stoot energie waar ik niks aan heb. Ik hap naar adem, opzoek naar zuurstof en vraag me af hoe dit kan, wat hij met me heeft gedaan.

"Ik dacht dat je blij zou zijn, omdat het beter met je broer gaat," begint hij zachtjes en probeert wanhopig oogcontact te maken.

Dit lukt niet, aangezien ik zijn blik mijd. Ik wil niet dat hij me zo ziet en ik wil niet dat mijn hart de kans krijgt om op hem te reageren.

In mijn ooghoeken zie ik dat de koning zijn hand naar me uitsteekt, om deze op mijn vingers te liggen. Ik ben hem echter voor en schuif weg. De teleurstelling weet hij snel te verbergen en ik voel mijn wangen gloeien. Het is niet eerlijk dat ik hem zo behandel. Hij is mijn vriend en hij heeft niks verkeerds gedaan. Niet echt... of...

"Het gaat ook goed met hem," weet ik er uiteindelijk uit te brengen.

Ondertussen gluur ik tussen mijn wimpers door naar achteren, hopend dat Leon ons niet ziet. Waarom weet ik niet. Ik doe namelijk niks verkeerd en Leon heeft niks te vrezen, want ik hou van hem. Toch?

Aykure verzet zich en ik verdenk hem ervan dat hij dit expres doet, aangezien onze knieën opnieuw contact maken.

Ik kijk naar hem op en ontvang een lieve glimlach. Eentje die mijn hart in beroering brengt. Stomme spier.

"In het paleis hebben we de beste artsen. Austin redt het, zeker weten."

"Ik weet dat hij mij verraden heeft," zeg ik plomp verloren.

Verward sta ik op en loop van de koning weg, alsof ik het niet langer kan verdragen bij hem in de buurt te zijn. Om eerlijk te zijn weet ik niet of ik boos op hem ben, of ik boos op hem moet zijn. Hij heeft wel met mijn broer samengewerkt en het is tevens zijn schuld dat ik hier ben en zijn ring draag.

Ik bal mijn handen tot vuisten en staar naar de motieven in de vloer. Diep in mijn hart weet ik ook wel dat ik alleen naar redenen zoek om hem te kunnen haten. Hem haten was namelijk makkelijker dan van hem... hem... als vriend beschouwen. Daar raakte ik niet van in de war.

Ik hoor het ruizen van kleren en weet dat Aykure opstaat. Diep ademhalend kijk in naar hem op en zie nu pas hoe slordig hij eruit ziet. Het maakt dat mijn lichaam hem niet los kan laten. Mijn ogen blijven naar hem kijken en mijn ledematen trillen. De blauwe sweater zit verfomfaaid om zijn torso en verbergt iedere spier en pees die hij bezit. Zijn spijkerbroek slobbert om zijn benen en doet zijn silhouet weinig goed. Zelfs voor zijn schoenen heeft hij geen moeite genomen. De veters tikken tegen het marmer.

"Wat heeft hij jou vertelt?" vraag ik tussen mijn tanden door.

"Hoe... ik begrijp niet wat je bedoelt."

"Toen je aan hem vroeg hoe je mij kon krijgen, wat heeft hij je toen vertelt?"

"Dat je veel van je familie houdt," Aykure schraapt zijn keel, alsof hij naar woorden zoekt.

Hij vouwt zijn handen achter zijn rug en loopt aarzelend naar me toe. Zijn veters stuiteren over het marmer en doorbreken de stilte. Ik ril bij iedere tik en sla mijn armen om mijn lichaam.

Inmiddels staat Aykure voor me en omklemt mijn kin met mijn duim en wijsvinger. Deze handeling had ik niet verwacht en waarschijnlijk is dat de reden waarom ik het toesta. Waarom ik het wil toestaan.

Het spel zonder winnaarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu