De deur valt achter me in het slot en ik voel de winterse kilte aan me trekken. Ik duw de rits van mijn eenvoudige jas omhoog en zoek naar de sleutel in mijn zak. De zenuwen gieren nog steeds door mijn lijf en met de dag wordt het erger. Maar ik heb een week overleefd. Een week met de Loulie's, zonder dat er iets is gebeurd.
Ik adem langzaam uit en condens vormt wolkjes in de avondlucht. Vroeger kon ik erom lachen, want dan deed ik alsof ik een draak was die de Loulie's met haar hete adem kon verbrijzelen, maar vandaag besteed ik er geen aandacht aan. Nerveus friemel ik met de sleutel in mijn hand en steek het ding in het slot.
"Hoi," fluistert een lage stem achter me en ik slaak verschrikt een gil.
Trillend als een chihuahua draai ik me om en ontspan iets als donkerbruine ogen mijn blik vangen. Leon.
"Ik ben het maar," zegt hij, terwijl hij moeite moet doen zijn lachen in te houden.
Wat betekend dat, of ik, of mijn reactie er nogal belabberd uitziet. Fijn
Toch weet ik mijn schouders te ontspannen. Enkel omdat hij voor me staat. Leon, met zijn donkere ogen die het avondlicht reflecteren, alsof vuurwerk samen smelt met de nacht. Leon, met zijn warrige haren die zijde zacht lijken onder de schemering van de lantaarn. Leon, met de zachte lijnen in zijn gezicht waar schaduwen overheen dansen. Leon, die rust en bescherming uitstraalt. Iets waar ik hevig naar verlang, maar wat ik nooit zal kennen. Want er zal nooit een kans bestaan dat hij gevoelens voor mij zal ontwikkelen. Dat kan gewoon niet. Want hij is als de zon en ik ben maar de schaduw.
Met trillende vingers strijk ik mijn blonde haren naar achteren en zijn ogen veranderen in serieuze poelen, terwijl hij naar me toe loopt. Steentjes en takjes knarsen onder zijn zolen en automatisch legt hij zijn hand op mijn wang. Niet als een minnaar, maar als een vriend. Desondanks vat mijn huid vlam en welt een diep verlangen in mijn binnenste op.
"Gaat het?" hij kijkt me onderzoekend aan en zijn adem verwarmt het puntje van mijn neus: "Je ziet nogal bleek."
Zijn duim streelt mijn jukbeen en ik bijt op de binnenkant van mijn wang, voor ik antwoord geef: "Ja, goed."
Zijn handen laten me dingen willen die niet kunnen en snel doe ik een stap naar achteren. Hierdoor vallen zijn vingers weg en kruipt kou over mijn huid. Ik douw mijn handen in mijn zakken en adem diep in: "Wat doe je hier? Ik kan je geen drankje aanbieden. Tenminste, niet als je wil blijven leven."
"Tja," grijnst Leon en krabt achter zijn hoofd voor hij verder praat: "ik was net vrij en aangezien ik hier praktisch... eu langskom, dacht ik..."
Ik frons argwanend mijn lichte wenkbrauwen, wetende dat zijn werkplaats niet in de buurt is van het café.
"Betrapt," grapt Leon en zonder enige waarschuwing steekt hij zijn arm door die van mij en sleept me over de gebroken stoep: "Ik wilde zien hoe het met je gaat en ik wilde met je samen naar huis lopen."
"Aha," stamel ik een beetje verward, me afvragend waarom hij dat zal doen. Wanneer ik de woorden goed tot me door laat dringen, blijf ik plots staan. Leon - die dit niet had voorzien - botst tegen me op. Ik kijk op en staar naar het kleine littekentje op zijn kin: "Babysitten?"
Op dit moment voel ik me kleiner dan ooit. Maak ik zo'n kwetsbare uitdrukking?
Met moeite weet ik me van hem los te rukken en hij kijkt me niet begrijpend aan.
"Ik kan prima voor mezelf zorgen," zeg ik kleintjes en loop ik verder, Leon vol vragen achterlatend.
Voetstappen kondigen aan dat hij me niet zo makkelijk laat gaan en even later voel ik hoe hij me naar zich toe trekt.
JE LEEST
Het spel zonder winnaar
Science-Fiction2053. Onze wereld is overgenomen door buitenaardse wezens. De mensheid heeft niks meer te zeggen en wordt als voetveeg gebruikt. Steeds meer regels pakken elk klein stukje vrijheid af. En verzet? Dat wordt hardhandig de kop in gedrukt. In het vroege...