Hoofdstuk: 24

345 26 15
                                    

Op het moment dat ik me in Leons armen stort, ontwaakt mijn hart uit haar winterslaap en rollen warme tranen over mijn wangen.

Zijn geur is als een veilige baken en ik wentel me erin.

Met gemak tilt Leon me op en zwiept me in het rond. Zijn krachtige vingers drukken in de wervels van mijn rug en mijn huid smelt weg.

Dan zet hij me langzaam op de grond en duwt me iets van zich af, zodat hij me kan aankijken. Zodat ik hem kan aankijken.

 Verlangend hef ik mijn hoofd naar hem op. De nacht heeft de diepere details uitgewist, maar de maan spiekt tussen de takken van de bomen door en kust ons met haar zilveren stralen.

Voorzichtig, alsof Leon zo uit het niets kan verdwijnen, reik ik mijn hand naar hem uit en strijk met mijn vingers over de zachte lijnen van zijn kaak.

"Je bent echt hier?" mijn stem is hees en schiet bij het laatste woord omhoog.

Ik glij met mijn vingertopje naar zijn lippen en blijf daar even hangen. Mijn hart tolt in mijn borstkas en ik weet niet hoe ik het onder controle krijg. Hoe ik iedere klopping kan stillen, terwijl hij hier nu eindelijk voor me staat.

"Ja," ik voel zijn mond tegen mijn vinger bewegen: "Ik ben hier en jij bent hier. Wij zijn hier."

Zijn hand vouwt zich om mijn pols en duwt hem naar beneden. Ik bijt op mijn lip, omdat mijn vingers het nu met de koude lucht moeten doen en ik vraag me af wat hij gaat doen. Waar we op wachten.

Zijn ogen kruipen over mijn lichaam en ik wens dat het zijn handen waren die dat deden.

"Gaat het?" eindelijk voel ik vijf vingertopjes tegen mijn jukbeen.

Ik sidder, val en hap naar adem, maar op deze avond lijkt de lucht zuurstofarm.

Langzaam sluit ik mijn ogen en concentreer me op de draaiende bewegingen van zijn vingers.

"Ik bedoel. Hoe voel je je na die aanval?" vraagt hij en ik hoor de bekende bezorgde klank in zijn stem.

Ik open mijn ogen en leg mijn hand op zijn borst. Zijn hart klopt zachtjes tegen mijn palm en ik ben thuis. Thuis in zijn armen.

"Het gaat prima," verzeker ik hem en ik meen ieder woord, want ik voel me ook prima. Meer dan prima zelfs: "Het was een ongeplande aanval, gevoed door wrok... Denk ik. Jij redde me op tijd en dat is het enige wat telt."

Hij bromt iets wat ik niet kan verstaan en kijkt weg. Ik duw zijn gezicht mijn kant op en strijk met mijn vingers door zijn bruine haren.

"Jij redde me," mijn ogen vinden de zijne: "Je hebt me gered."

De donker, bruine irissen slokken me op en ze weerspiegelen de perfecte wereld. Een wereld waar rust en liefde heerst. Een wereld waar ik in wil leven, want ik wil me wentelen in de liefde.

Ik hap naar adem en sla mijn armen om zijn middel, om hem dichterbij me te brengen. Met mijn hoofd op zijn borst voelt alles compleet en voor even kan ik doen dat dit mijn leven is.  

Mijn vingers strelen de wervels van zijn rug en ik voel hoe zijn handen door mijn haar woelen en over mijn nek glijden. Een tintelend gevoel dat hartstocht heet bezoekt mijn lichaam en nestelt zich diep in mijn botten. Het maakt dat de tranen uit mijn oogkassen kruipen en over mijn wangen glijden, want het besef komt hard aan. Dit heeft de Loulie van me afgepakt. Dit heb ik moeten opgeven. Hem. Leon.

Mijn hart bonkt tegen mijn ribbenkast, als een gevangene tegen de tralies en smeekt me voor een oplossing. Om weg te rennen. Om te vluchten voor het onvermijdelijke.

Het spel zonder winnaarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu