Hoofdstuk: 34

297 22 15
                                    

Ik ben als een storm die door de paleisgangen buldert. Een leeuw die over de marmeren vloeren stampt. Een aardebeving die iedereen omver duwt.

In mijn hele leven ben ik nog nooit zo kwaad geweest. Zo woedend. Hoe kon hij? Die vraag dreunt door mijn hoofd en blijft me plagen met het gevoel van verlies. Mijn broer heeft me verraden. Mijn eigen broer.

Ik duizel en op het moment dat mijn benen het begeven, pakt iemand me vast. Instinctief bal ik mijn handen tot vuisten en draai me om, om de betreffende een stomp te verkopen. Echter, mijn actie wordt onderbroken als bruine ogen me verzwelgen en mijn spieren verslappen. Ik laat mijn arm vallen.

"Dit is de eerste keer dat ik je zo boos zie."

Leon laat me los en een protesterend geluidje valt over mijn lippen. Ik wil niet dat hij me laat gaan, dat zijn lichaam zo ver van mij afstaat. Desondanks doe ik er niks aan en om mezelf af te leiden stel ik hem maar een vraag: "Waar is pap?"

"Hij ligt te slapen. Die man is op. Op van de zenuwen om Austin, maar vooral om jou," Leon kantelt zijn hoofd en knijpt zijn ogen samen: "Terecht zo te zien. Waarom ben je zo... boos? Is het koning Aykure?"

"Aykure?" nog voordat ik het kan tegen houden worden mijn gedachten gevuld met blonde krullen en witte ogen. Mijn maag lijkt op een bruistablet: "Ay-nee, nee. Hij heeft er niks mee te maken of... of eigenlijk wel maar..."

Ik laat mijn schouders hangen en stop moedeloos mijn gezicht in mijn handen. Mijn wangen lijken op vurige vlammen en een verstikte snik glipt tussen de poorten van mijn tanden door.

"Hé?" Leons stem speelt met het ritme van mijn hart en zijn vingertop strijkt bijna onmerkbaar over de mouw van mijn blouse.

Zijn aanraking is als een zonnestraal op mijn huid en ik wil meer, maar dat kan niet. Hij moet voorzichtig zijn, want we zijn niet alleen.

Snuivend strijk ik mijn gezicht droog en recht mijn rug. Met een klein knikje geef ik aan dat hij me moet volgen en uitermate langzaam verdwijnen we in de eerste de beste kamer die ik zie. Nadat ik alles heb gecheckt, weet ik zeker dat we alleen zijn en met mijn ogen gesloten leun ik tegen de witte muur.

Het geluid van Leons ademhaling is het enige wat ik hoor en brengt me tot rust, zodat mijn hart niet langer als een bezetene bonkt.

"Nikki, vertel me wat er aan de hand is," mijn naam rolt zacht over mijn tong.

Een zachte kreun is mijn antwoord, voor ik mijn ogen open en merk dat hij dichtbij me staat. Te ver, om me aan te raken. Te dichtbij, om te weten dat we meer zijn dan alleen vrienden. Dit alles is me te veel en smachtend leg ik mijn hand op zijn borst. Een siddering schiet door mijn lichaam en maakt mijn benen week.

Ik buig naar hem toe en strijk met het puntje van mijn neus over zijn jukbeenderen, zijn wangen, zijn huid.

"Austin," zijn naam werkt als een koude douche.

Ook Leon kijkt er van op en doet een stap achteruit. Zijn ogen taxeren me van top tot teen, alsof hij zich ervan moet verzekeren dat ik het nog steeds ben.

Kou weet me te omringen en de muren van de kamer komen op me af. Ze sluiten me in en beklemmen me.

"Ik dacht dat je blij was om je broer te zien? Natuurlijk zal hij nooit meer de oude zijn, maar..." zijn stem valt weg en hij kijkt me bedenkelijk aan: "je weet het niet? Hebben ze je het dan niet vertelt?"

"Wat niet?"

"Dat hij nooit meer kan lopen."

"Net goed."

Leon deinst achteruit en doet niet de moeite om de stoot van tranen van mijn wangen te vegen. Daar is hij te geschokt voor.

Daarom probeer ik het maar, want Austin verdient mijn verdriet niet. Hij is het niet waard.

Het spel zonder winnaarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu