Hoofdstuk 6.

24 0 0
                                    

Gister was ik ziek thuis. Ik voelde me echt niet goed. Ik loop de klas in, en het eerste wat ik hoor is dat ik niet echt ziek was. Maar ik was wel echt ziek! Ik moest overgeven en had veel hoofdpijn en buikpijn. Maar het is goed, ik reageer er niet op. Als ik op mijn stoel zit, komt de juffrouw binnen. We gaan beginnen met de les. Als er pauze is, gaat iedereen naar buiten en spelen, en ik zit buiten op de grond. Als de bel gaat, moeten we de les weer in. We mogen spelletjes doen. Als we naar huis mogen om te eten, ben ik blij. Ik ben even weg bij deze kinderen. Maar dan moet ik in de middag weer naar school. We doen niet veel, maar ik vind het ook niet heel leuk ofzo. Ik ben blij als we weer naar huis mogen. Al weet ik dat ik niks kan doen. Want iedereen is buiten en anders gaan ze weer stom doen. Dan vraagt iemand of ik vanmiddag kan spelen, dus ik zeg ja. Voor het eerst dat iemand dat wil. We gaan naar haar huis, en gaan paardje spelen. Ik ben het paard. Het is super leuk! Daar ben ik blij mee. Als ik weer naar huis moet om te eten, loop ik naar huis. Het is niet zo ver. Als ik thuis kom ga ik lekker eten, en daarna douchen. Ik kijk nog even tv, en ga dan slapen!

Nobody knows my secret.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu