chapter 2

162 9 0
                                        

Ik ben alle meelijwekkende blikken zat en besluit vroeg naar huis te gaan. Ik spring op mijn fiets en fiets door het bos naar huis. M'n huis ligt aan de rand van het goldweather bos , dat zo genoemd is omdat, door de herfstbladeren, wel bijna goud lijkt. Nu in de winter ziet het er wit en ijzig uit. ik stap van mijn fiets om het laatste stuk te lopen, want ik weet (helaas uit ervaring) hoe glad het hier kan zijn. In de verte kan ik ons huis al zien. het is een klein huis.

Het heeft, met zijn groen geschilderde luiken en houten muren, wel iets weg van een tuinhuisje. Maar in het midden van het bos ziet het eruit als een tafereel uit een sprookje. Ik zet mijn fiets neer en doe niet de moeite om hem op slot te doen (wie steelt er nou een fiets in the middle of nowhere) en doe de achterdeur open. Ik hoor een vreemd soort gesnik. Als ik het ganglicht aan wil doen, hoor ik het gesnik abrupt ophouden. "Elizabeth Beatrice Hurley! Als je nu het licht aandoet komt het je duur te staan!"

Omi ? Vraag ik mezelf af. Ze klinkt erg geschrokken, en bovendien noemt ze me nooit bij mijn volle naam. Tegen beter weten in doe ik het ganglicht aan.

the cry of the wolvesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu