De Boete

120 6 4
                                    

Zonnestralen gijden langs mijn gezicht en verwarmen het.

Langzaam word ik wakker.

Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht. Er heeft al in tijden niet zoveel zon geschenen. Maar al even snel als hij opkwam, vervaagt mijn glimlach wanneer ik op de kalender kijk. Vandaag is rood gekleurd.

Vandaag is het de Boete.

Een gevoel van angst bespringt me. Wat als ik getrokken wordt? Ik heb elke editie tot nu toe gezien en het doet me zoveel pijn om die kinderen te zien. Allemaal onschuldig. Tot ze in de arena gezet worden en veranderen in zielloze moordenaars.

Moeder zegt dat ik te jong ben om de Spelen mee te volgen op televisie. Het zou mijn denken beïnvloeden, zegt ze. Maar vader zegt dat ik het best aankan. 'Loren is een flinke meid! Al veertien jaar, Diana', zegt hij 'ze kan dat best aan'. Hij vindt ook dat ik al bewust moet worden van de Spelen. Wat de voornaamste overlevingstechnieken zijn. Als ik onwetend ben, zal ik in de arena helemaal hulpeloos zijn.

Niet dat ik veel kans maak om geloot te worden. In district 7 zijn er zo'n negenduizend kinderen. Waarvan minstens de helft meer dan vijf keer zijn naam heeft opgegeven.

Mijn naam doet slechts één keer mee.

Eén briefje met de naam 'Loren Adler'.

De kans dat ik geloot word is miniem.

Maar ik ben dan ook de dochter van de burgemeester.

Terwijl ik me aankleed, zoals altijd mijn mooiste en deftigste kleren, denk ik aan vorig jaar. Toen was de achterneef van mijn beste vriendin, Nia, uitgeloot.

Hij deed het goed in de arena. Hij was bij de laatste vijf tributen. Nia zei dat ze voelde dat Eren dit kon winnen. Maar halverwege de vijftiende nacht viel hij in een put.

Hij geraakte er niet uit en de vrouwelijke tribuut van 7 was al dood, dus hulp moest hij niet verwachten.

Drie dagen heeft het geduurd voor Eren stierf aan de hongersdood.

Nia was er kapot van.

Ik loop naar beneden. Mijn ouders en twee oudere broers zitten al aan tafel. Ze begroeten me, terwijl ik aan tafel ga zitten en een stuk brood met boter besmeer.

Mijn broers, Senna en Drew, zijn beide achttien. Dit is dus de laatste keer Boete voor hen.

Ze lijken opgelaten, in spanning, maar toch net niet bang. Waarom zouden zij ook geloot worden. We zijn op elke manier dan ook bevooroordeeld. We hebben altijd geld en voedsel in overvloed. Het kan nooit genoeg zijn. We zijn rotverwend.

Elke dag zie ik de kinderen die het niet goed hebben.

Ik zie ze naar mij kijken, met een verlangende blik, ze willen mij zijn. Ze kijken naar mij terwijl ze het vuil van hun gezicht proberen te vegen wanneer ik voorbij kom, gehuld in een rozengeur.

Ik loop met mijn kin omhoog naar de tafel waar we onze aanwezigheid bij de Boete moeten melden. Zonder de vredesbewaker aan te kijken, steek ik mijn vinger uit, zodat hij er in kan prikken. Ik sluit mijn ogen. Hoe dom het ook is, ik kan niet tegen bloed, zelfs niet tegen dat van mezelf. Terwijl ik op mijn lip bijt om de pijn te verbijten, druk ik mijn vinger tegen het vakje. Daarna loop ik snel naar mijn leeftijdsvak en ga naast Nia en Raven, een vriendin uit mijn klas, staan.

Nia neemt mijn hand vast en geeft me een betekenisvolle blik, woorden zijn niet vereist. Het stille geroezemoes verstomt plots wanneer Lucumo Recks het podium op het marktplein opstapt.

Hij is zo'n typische verschijning uit het capitool.

Oogleden, lippen en nagels in dezelfde kleur, limoengroen deze keer. Op zijn hoofd is een hoed geplaceerd die zo groot is, dat hij een vreemde scheve beweging moet maken om door de deur voor het podium te kunnen.

Hij komt in het midden van het podium tot stilstand. Kijkt even rond alsof hij gedwongen was mee te gaan naar een riool, dan hersteld hij zijn uitdrukking, begroet ons met een te witte tanden-glimlach en roept in het gebruikelijke capitool-accent:

"Vrolijke Hongerspelen! En mogen de kansen immer in je voordeel zijn!"

Dan begon zoals elk jaar een ellenlange toespraak over het nut van de Spelen en over de opstanden van district 13. Daarop volgde de oersaaie film, die door het capitool gemaakt was. Zolang ik me kan herinneren, zijn die film en de toespraak telkens hetzelfde geweest. Geen enkel woord dat veranderd werd. Het was net zoals het leven hier. Niets in de districten mag veranderd worden, anders zou alles mis gaan. Volgens het capitool, natuurlijk.

Ik schrik op uit mijn gedachten wanneer de altijd te vrolijke stem van Lucumo over het marktplein schalt.

"Jongens en meisjes...Laten we aan de Trekking beginnen. Dit is het moment van de waarheid, waar iedereen op gewacht heeft! Laten we een keer met de jongens beginnen, voor de verandering."

Met een elegante zwaai, draait Lucumo zich om en loopt naar een grote, doorzichtige, glazen kom.

Met een knip van zijn vingers neemt hij een briefje uit de kom en loopt daarmee terug naar zijn microfoon.

"Creyse Umerick!"

Het hele plein is doodstil en iedereen draait zijn hoofd als één man naar de plaats waar de schreeuw klinkt.

Ik kijk niet mee, de eerste gedachte die door mijn hoofd schiet, is dat ik enorm opgelucht ben dat het papiertje niet de naam van iemand van mijn familie, vriendin of kennissen bevatte.

Het feit dat ik nog nooit van 'Creyse Umerick' gehoord heb maakt het er gemakkelijker op hem te zien sterven.

Niet dat het gemakkelijk wordt, want dat is het nooit.

Creyse is een grote, magere jongen. Hij heeft een gezicht dat er kwaad en zeer volwassen uitziet, maar omdat de rest van zijn lichaam nogal slungelig, hoewel gespierd, is, schat ik hem op zestien jaar.

Terwijl hij met stugge passen naar het podium loopt, weerklinkt een tweede schreeuw, van dezelfde persoon als de eerste.

Het moet zijn moeder zijn, die schreeuwt, terwijl ze door de vredebewakers achteruit getrokken wordt, want ze heeft dezelfde ogen. Amandelvormig en donkerbruin, bijna pikzwart, net zoals het haar van beiden.

Creyse lijkt erg op zijn moeder.

Hij loopt met zekere passen het podium op.

"Kom hier, jongen.", zegt Lucumo en hij knikt bemoedigend.

Creyse loopt tot op het midden van het podium, schudt beleefd de hand van Lucumo en daait zich om naar het plein. Zijn gezicht...beangstigt me.

Meestal kijken degenen die geloot worden verschrikt of woedend of ze barsten in tranen uit, maar Creyse is gewoon...leeg. Zijn gezicht bevat geen enkele emotie. Zijn ogen zijn pikzwart.

Het is alsof hij al dood is.

Het plein is doodstil. Iedereen houdt zijn adem in. Het is alsof zelfs de vogels gestopt zijn met hun wijsje te fluiten.

Na even met een bedenkelijk gezicht te hebben gezwegen, zet Lucumo zijn plastieken lach weer op.

"Oké, we moeten verder! Tijd voor... de vrouwelijke tribuut!"

Meteen krijg ik een pijnsteek in mijn maag. Wat als het Nia is? Of Ravenna? Of iemand van mijn kennissen, vrienden, familie?

Terwijl Lucumo met zijn eigenhandig gekozen papiertje naar de microfoon loopt, sla ik mijn armen rond mijn maag. Ik denk plots terug aan iets wat Nia me gisteren vertelde: dat Ravenna haar naam 21 keer in de pot heeft gedaan. Laat het haar alsjeblieft niet zijn! Alsjeblieft!

Lucumo schraapt zijn stem.

Laat het Ravenna niet zijn.

Hij haalt diep adem.

Neem niemand van mijn dierbaren!

En dan roept hij met een luide stem de naam van de vrouwelijke tribuut.

---------------------------------------------

Hey! Even een korte 'note' om te laten weten dat ik weer schrijf en nu al mijn aandacht op deze fanfic ga richten! Laat me zeker weten wt je ervan vindt! Alvast bedankt, lots of love ~C

Het geheim van de Hongerspelen: de drieënveertigste HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu