Er zijn drie maanden voorbij. Drie maanden sinds de opening van Delphi’s school. Ze heeft ondertussen haar verjaardag gevierd. Het werd kouder en kouder, en Neth en ik zaten vaak bij het haardvuur. Te kletsen, foto’s te kijken of gewoon te zitten. Roses en Delphi waren er vaak bij, samen met Raff en Jothy. Mijn huis heeft blijkbaar ‘iets gezelligs’. We zijn meestal in het mijne. Mijn ouders wonen op de bovenverdieping samen met de rest van het gezin. Ik en Neth op de benedenverdieping. Het valt me op dat ik zo jong volwassen geworden ben. Kijk mij nou: ik ben nu vijftien, bijna zestien, en ik woon samen met mijn vriend. Een normaal meisje van vijftien doet dat echt niet. Maar dat komt allemaal door de Spelen. Iedereen hier wordt vroeg volwassen. Heeft zorgen aan zijn hoofd die een normaal kind niet heeft. Maar wat is hier nog normaal? De Zegetoer in ieder geval niet. Die begint morgen. 10 januari. Nog vijf dagen, dan ben ik jarig. Hebben we in ieder geval nog wat te vieren tijdens de Zegetoer. Maar echt feestelijk zal het niet worden. Maar het is in ieder geval wat. Als ik de volgende morgen wakker wordt, staat Neth naast mijn bed. Zijn gezicht staat sip. “Wat is er?” vraag ik bezorgd. “O niks hoor,” zegt Neth, terwijl hij snel een behoorlijk fake glimlach op zet. “Jawel, je keek sip, dus is er iets. Zo werkt een mens,” leg ik uit. “Nou, je bent zo twee weken weg. Ik moet je dus twee weken missen: dat is één. En ik ben gewoon bezorgd dat er iets gebeurd. Je bent al vaak genoeg bijna dood geweest, we willen niet dat dat nog een keer gebeurt,” geeft hij uiteindelijk toe. Ik kleed me snel om terwijl ik antwoord geef. Warme kleren, het is flink koud buiten. “Ik kan voor mezelf zorgen, en zo niet, heb ik een Roses, een Delphi, een Katniss en een Peeta die dat doen, ik ben echt wel veilig,” lach ik naar hem. “Maar toch… Ik wil je echt niet kwijt,” mompelt hij. “Gaat ook niet gebeuren,” antwoord ik, en loop naar hem toe. Dan kussen we elkaar. Een echte kus, een lange. Het is fantastisch, en ik wil dat hij me nooit meer loslaat. Dan wordt er op de deur geklopt, en ik moet me wel bevreiden uit zijn greep. “Sorry,” fluister ik. “Ik moet gaan. Hier nog eentje voor de komende twee weken.” En we staan nog minstens een minuut te zoenen. Weer dat gebonk op de deur. “Oke, nu worden ze ongeduldig, nu moet ik echt gaan,” zeg ik. Nog één vluchtig kusje, en ik pak mijn tas en ren naar de deur. Effie staat voor de deur. “Waar bleef je? Roses en Delphi staan allang klaar! We komen achter te liggen op schema!” piept ze. “Tsja, Effie, ik heb nu eenmaal wél een vriendje,” lach ik, terwijl ik naar Neth zwaai die bij het raam naar buiten staat te kijken. Haar gezicht betrekt. Effie’s relatie is al vijf jaar geleden afgelopen, maar ze heeft nog geen nieuwe vriend. En aangezien ze altijd op ons zit te vitten, mag dat ook best een keer terug. Roses en Delphi staan wat nerveus bij elkaar. “Kom op meiden, relax, we kunnen dit,” knipoog ik. “Jij bent vrolijk,” merkt Delphi op. Ik lach. “Ja, en Effie wat minder. Hoor je nog wel.” We worden de trein ingeloosd, en hij begint te rijden. Op naar District 11. Delphi en Jothy zijn veel bij elkaar, en ik en Roses moeten het met elkaar doen. We zingen, wat we allebei niet zo goed kunnen maar wel leuk vinden, we schilderen, knutselen, en kletsen. Soms zitten Delphi en Jothy er ook bij, en dan zingen of kletsen we. Houtbewerken doe ik al een poosje niet meer. Ik ben bang geworden voor messen. Neth heeft een kluis gekocht waar hij de kookmessen in bewaart, en hij is degene die groenten en vlees snijd. Ik kook. Ook aan boord van de trein. We hebben een keuken die we mogen gebruiken, en ik leer nieuwe recepten kennen, en maak ze zelf. Roses helpt met snijden, en Delphi en Jothy zijn de jury. Soms is het niet te eten, dan zijn Jothy en Delphi daar niet eerlijk over. “Het is heerlijk!” zeggen ze dan, met een gezicht dat ze niet normaal kunnen houden door de smaak. “Geef maar hier, dat lust de prullenbak vast wel,” is dan mijn standaard zinnetje. Maar die lol duurt niet lang. District 11 komt in zicht. We moeten nog twee uur naar het plein, maar we zijn al wel binnen. De gigantische velden met graan, de boomgaarden, en de armzalige hutjes op de vlakte. Voordat we er zijn moeten we ons omkleden. Hier in 11 is het een stuk warmer, het ligt een stuk zuidelijker. Ik krijg een blauwe strapless jurk aan, en witte bloemen in mijn haar dat is gekruld. Witte ballerina’s worden aan mijn voeten geschoven. En ik word de trein uit geloosd. We krijgen een microfoon op, en er word ons nog snel succes gewenst. Dan gaan de deuren open en word ik verblind door het felle licht. Ik raak licht in paniek. We staan op het podium, maar ik heb geen speech. Geen van ons geloof ik. Dan maar uit het hoofd. Er staan drie microfoon’s klaar. Een kleine ‘T’ staat in de linker gegrafeerd, en ik ga erachter staan. Delphi staat achter de ‘D’ naast mij, en daarnaast Roses bij de ‘R’. Er wordt niet heel enthousiast geklapt, en ik weet dat ze liever hun tributen hadden teruggezien. “District 11,” begin ik. Maar nu? Roses red me. “Jullie tributen waren moedig, dapper, alles wat je nodig had voor de Spelen. Ze hadden ver kunnen komen. Maar er waren sterkere tributen. Jullie tributen hadden nooit de Spelen in mogen gaan. Geen van de tributen. Niemand was er klaar voor. Iedereen wilde er met zijn of haar District levend uitkomen. Dat is ons gelukt. We zijn blij dat we het hebben overleefd, maar dat wil niet zeggen dat we geen medelijden hebben met jullie tributen en hun familie.” Delphi doet ook haar mond open. “Ik weet niet wie wie heeft vermoord, het was een chaos waar iedereen levend uit wilde komen. Maar slechts drie is dat gelukt. Dat is veel te weinig. Het hadden er zesendertig moeten zijn. Maar de drie die dat gelukt is, staan hier. En staan open voor wat er komen gaat. Jullie zijn boos, verdrietig. Om het verlies. Wij ook.” Dan weet ik dat het mijn beurt is. “Dit had nooit mogen gebeuren. Maar ook wij zullen over een halfjaar mentors zijn, en tributen zien sterven. Dat is jullie tributen gespaard gebleven. Ik weet niet wat ik liever zou willen. Maar alsnog, heel erg sorry voor jullie verlies. Ik wou dat het nooit was gebeurd. Dat ik hier nooit had hoeven staan. Maar het is wel zo. En dat spijt me. Sorry,” sluit ik af. Dan worden we het podium afgeholpen. District 11 is klaar. Dat was nummer één. “We hebben het gedaan,” zeg ik mat. Ik voel me verschrikkelijk. Ik heb zonet de familie’s van de dode tributen in hun ogen gekeken. Haat, verdriet, woede. Alles was erin te lezen. En dat is mede mijn schuld. Ik barst in tranen uit. “Sorry,” mompel ik, en ik wil weglopen, maar Roses en Delphi vangen me. Ik krijg een dikke knuffel. Een dikke knuffel waar ik kracht uit put voor de rest van de Zegetoer.