Hoofdstuk 5

26 7 2
                                    

Alsof ik zonet een keiharde stomp op mijn neus heb gekregen, voel ik mezelf binnen verdoven. Hetzelfde gevoel wanneer je bij de tandarts een spuitje krijgt en je halve gezicht verlamd is, neemt langzaam macht over mijn hele lichaam. Ei zo na schieten er tranen in mijn ogen. Geen tranen van verdriet, tranen van woede.

"Overleden..."

De woorden van de agent blijven zich onafgebroken herhalen binnenin mijn hoofd. Tandenknarsend trek ik mezelf recht en ik voel een diepe, pure, onversneden haat die zich langzaam maar zeker meester maakt van mezelf. Met elke seconde die voorbij gaat, lijkt het alsof de razernij zich lijkt te vermenigvuldigen.

Ik loop naar de klagende, jammerende auto bestuurder en wil niets liever dan hem morsdood slaan. Mijn arm haalt uit en ik probeer, terwijl ik mijn woede uitschreeuw hem een klap te geven tegen zijn slaap.

Op het moment dat mijn hand zijn gezicht zou moeten raken en ik mijn ogen sluit, voelt het alsof ik gewoon in de lucht heb geslagen en door de snelheid draai ik om mijn as.

"Ellendeling!"

Woede vermengt zich met onmacht en ik blijf met mijn vuisten in de lucht slaan. Het lijkt alsof mijn hand en arm zich gewoon door zijn hoofd bewegen alsof ik lucht ben, niet in staat om hem aan te raken.

De jongedame is ondertussen op de motorkap gaan zitten en kijkt geamuseerd toe.

"Had je dat enkele maanden eerder op die twee knuppels losgelaten, denk ik dat ze je snel met rust hadden gelaten."

"Wie ben jij? Wat gebeurt er met me? En waarom kan ik hem niet aanraken?"

Ik laat vermoeid mijn armen zakken en kijk haar aan. Nog even en ik zak in elkaar om te janken.

"Neen, dat gebeurt niet... als je durft om nu terug te keren naar dat hoopje ellende dat je was als mens, dan zorg ik ervoor dat je hier en nu ophoudt met bestaan. Begrepen?"

Haar stem klinkt zo luid dat het lijkt alsof ze een megafoon heeft gebruikt.

"Je bent inderdaad dood, zonet gestorven door een auto ongeluk. Als je nog steeds moeite hebt om me te geloven , kijk dan daar."

Ze strekt haar arm en wijst met de klauw van haar tweede vinger enkele meters verder, waar een wit laken op de grond ligt, naast een fiets met een gebogen frame.

Ik volg wat ze van me vraagt en loop naar het laken toe.

Een van de ambulanciers loopt voor me door en ik kan niet meer stoppen maar in plaats van te botsen loopt hij gewoon door me heen, zonder dat ik ook maar iets voel. Ik stop en tracht hem bij zijn schouder te nemen, maar mijn hand glijdt door zijn schouder, door zijn rug en ik laat mijn arm steken in het midden van zijn lichaam. Een kreet slakend van angst, trek ik mijn arm terug.

"Elke keer opnieuw blijft het me verbazen hoe lang jullie erover doen om erover te raken..."

Ze zit nu met gekruiste benen op de motorkap van de politieauto en speelt met haar witte staart.

Ik draai me om en schreeuw het laatste restje woede uit mijn lijf.

"Omdat ik dood ben, verduiveld serpent! Of wat dacht je? Ik kan niemand aanraken, mijn handen en armen gaan gewoon door de mensen heen. En de enige die me kan zien en met wie ik kan praten is een gevleugeld gedrocht met rode ogen."

Ik realiseer me niet dat ik haar niet heb zien bewegen. Ze staat plotsklaps voor me en ik kijk in haar schaarlakenrode ogen. Haar klauw boort zich in de onderkant van mijn kin en haar stem klinkt toonloos maar bezorgt me koude rillingen.

"Jij bent dood, jij leeft niet meer ... als mens. Jij kan niemand aanraken en niemand kan jou zien. Je bent aan mij overgeleverd... of je dat nu leuk vindt of niet, zo zitten de zaken in elkaar. Noem me nog één keer een serpent en ik zorg ervoor dat je bewustzijn net zo dood is als je lichaam daar onder het laken"

In mijn binnenste voel ik iets sterks opborrelen, dat sterker is dan haat. Sterker dan het gevoel dat ik had toen ik de bestuurder wou doodslaan, sterker dan wat er door me heen ging toen ik Guy beurs had getrapt. Een soort kracht dat ik nooit eerder heb gevoeld, opgeroepen door de woorden van het wezen dat me zonet heeft bedreigd. Alsof ik mijn hele leven lang heb geslapen en ik me voel wakker worden. Het gevoel wordt zo sterk dat ik het niet kan controleren en langzaam vervult het mijn hele lijf.

Ik voel het trekken tot in mijn tenen, het opkruipen via mijn benen en overslaan in mijn ruggengraat, door mijn armen naar mijn handen tot in de toppen van mijn vingers om tot slot zich te verspreiden in mijn hoofd en op dat ogenblik voel ik mijn ogen branden alsof ze in lichterlaaie staan en het enige wat ik wil doen is mijn ogen openen terwijl ik weet dat ze open zijn.

De jongedame lijkt te voelen dat er iets in mij afspeelt en trekt zich evensnel terug weg als ze voor me komen staan is en ze spreekt met de stem die ik eerder had herkend als het fluisteren van de wind

"Jonathan, luister naar me..."

Ik heb geen zin om te luisteren en laat de vreemde macht volledig los in mijn binnenste.

De Volle LeegteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu