Hoofdstuk 6

38 5 10
                                    

"Jonathan!!!"

Alles lijkt in slowmotion te gaan. Ik zie hoe er energiestoten uit mijn lichaam komen die de politiewagen achteruit duwen, die de mensen achter het gele lint tegen de grond blazen en temidden van dit alles lijkt het alsof ik alles haarscherp kan zien.

Ik zie de verschrikte blik in de ogen van de verpleegster. Dupont, die nog steeds in de menigte staat, bijt niet langer op zijn onderlip maar kijkt gefixeerd naar hoe zelfs de brandweerwagen meters achteruit geduwd wordt. Zelfs Laura kijkt met bloeddoorlopen ogen angstig in het rond, beschermd door de armen van haar vader, die zich met man en macht probeert staande te houden en zijn ogen fijnknijpt tegen de windvlagen die voortkomen uit de energie die ik blijkbaar loslaat.

Ik zie de jongedame haar vleugels uitslaan en ze komt met een ongekende snelheid op me afgevlogen en neemt me in vliegende volle vaart mee de lucht in. Ik voel haar vleugels werken in haar rug terwijl ze me met twee armen vasthoudt. Ik begrijp niet hoe ze me kan vastnemen terwijl mijn armen door alles heen gaan en eens we temidden van de wolken zijn, voel ik dat die allesverterende kracht terug wegebt.

"Dat was niet slim van je..."

Zegt ze tegen me terwijl we nu door de lucht zweven. Ik laat haar vleugels enkele malen op en neer wieken alvorens ik haar vraag wat ze bedoelt.

"Ben je terug kalmer?"

Ik knik bevestigend maar ik lieg. Het is alsof iets sluimerend eindelijk wakker gemaakt is en ik heb enorme moeite om het terug te laten inslapen.

"Misschien is het best als je even rust..."

Voor ik kan protesteren heeft ze haar klauw tegen mijn slaap gezet en prevelt ze twee onverstaanbare woorden en ik voel hoe ik in een zwart gat lijk te vallen en niets meer kan horen, kan voelen of zien.


De kleuren komen pas na enkele seconden, zo lijkt het weer terug. Mijn ogen sperren zich ver open. We zijn niet langer in de stad waar ik school liep.  Het allesverterende gevoel is eveneens terug in waaktoestand gegaan.

Rondom me zijn alleen maar hoge bomen die het zonlicht volledig blokkeren. Ik lig op een in elkaar geknusteld bed van takken en bladeren. Terwijl ik naar het gekrekel en het geritsel van eekhoorns tussen de bladeren van de bomen luister, dringt de geur van nat gras mijn neusgaten in en geeft me een geruststellend gevoel.

"Waar ben ik?"

De jongedame kijkt me aan en reageert met een hoge intonatie in haar stem.

"Is dat wat je wil vragen?"

"Waarom beantwoord je altijd een vraag met een vraag?"

"Omdat ik weet dat je zonder twijfel een duizend tal vragen hebt... iedereen heeft die."

"Wat bedoel je, met iedereen heeft die?"

"Je bent niet de eerste persoon die ik kom halen en ongetwijfeld ook niet de laatste," klinkt het droog terwijl ze een takje met haar klauwen in tweeën breekt.

Ik probeer mijn gedachten te ordenen maar slaag er helemaal niet in en ik flap er het eerste, het beste uit.

"Is dit de hemel?"

Ze proest het uit van het lachen en haar vleugels schokschouderen mee.

"Het zou nu toch maar een triestige bedoening zijn mocht dit de hemel voorstellen, denk je niet?"

Ik voel me zo verward wat ze moet opgemerkt hebben want ze voegt eraan toe

"Neen we zijn niet in de hemel nee..."
Ze gooit de eerste helft van het afgebroken takje achter zich weg.

De Volle LeegteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu