Deel 19

15 2 0
                                    

Het regent niet meer zoals gisteren. Ik had de prinsessentent uitgegooid op een verborgen plekje in het park waar Max zich altijd verstopte als we verstoppertje speelden. Niemand zou me daar zien. De volgende morgen at ik wit brood met salami en pudding. Het was lekker genoeg. Ik stak alles terug in de rugtas maar ik kreeg het dak van de prinsessentoren niet opgevouwen. Ik zette het op mijn hoofd. Een ridder met een roze baksteenhoed, dat was ik. Ik fietste door, weg van het park. Na een tijd besloot ik iemand de weg naar Rome te vragen, en misschien ook een beetje eten. Ik had al het witbrood opgegeten omdat dat normaal thuis nooit mag. 'Een ridder op missie mag alles.' Zei ik tegen mezelf. Ik belde aan bij een klein huis. Er hingen witte bloemetjesgordijnen aan het raam. Ik vond het zielig voor het raam, het waren zo'n lelijke gordijnen. Ik zei er niets van. 'Bij oude mensen moet je heel lief zijn.' Was wat mama zei als we naar oma gingen. En de gordijnen konden alleen maar van een oud mevrouwtje zijn. De deur draaide krakend open. Ik glimlachte: met een glimlach krijg je alles. De vrouw die de deur opende glimlachte al haar gele tanden bloot.

To Rome with a BikeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu