hoofdstuk 1: Hoera! Ik versla mijn achtste monster

1.2K 49 11
                                    

Natuurlijk had ik wel eens van Camp Half-Blood gehoord. Niet veel goeds trouwens. Volgens mijn oom en tante (zo noemde ik ze maar, ik wist niet wat ze echt waren en wou dat ook niet weten) was het een kamp voor losgeslagen halfgoden. Je leerde er niets behalve bruut en onbeschaafd zijn en ze wouden absoluut niet dat ik bruut en onbeschaafd was.

Toch ontweek ik nu een stuk rots dat naar mijn hoofd werd gegooid omdat ik per se naar dat kamp wou. Ik was het zat om mijn hele leven op een oersaai eiland te zitten…

~ flashback ~

Ik was acht jaar en zat op een muurtje samen met mijn om naar de donkere hemel te kijken.

‘Kijk, die ster daarzo is Sirius,’ Oom pakte mijn hand en wees ermee naar een fel brandende ster. ‘Het is de trouwe hond van Orion.’ Nu bewoog hij mijn hand naar een duidelijk sterrenbeeld.

‘Wie is Orion?’ Vroeg ik terwijl ik naar het mooie sterrenbeeld staarde. Het kwam me bekend voor maar ik wist niet van wat.

‘Eh… Hij was de jaagpartner van Artemis, de Godin van de jacht.’

Ik probeerde zijn gezicht te ontwaren in het duister van de nacht, maar het was moeilijk te zien.

‘Kijk, daar heb je haar. Artemis kijkt naar Orion en ze waakt over hem.’ Natuurlijk was Artemis de maan, zo groot en helder dat ze wel een godin moest zijn.

‘Vertel me over Artemis!’ Vroeg ik gretig. Ze was mijn favoriete godin omdat ze zoveel van jagen hield, net als ik.

‘Nee Atalanta, het is tijd dat jij naar bed gaat.’ Hij stond op en ik protesteerde maar hij pakte me op en tilde me naar mijn kamer, of eigenlijk vertrek. Het was oud-Grieks ingericht maar hier en daar stond wat Middeleeuws speelgoed (waarvan ik toen nog niet wist dat het Middeleeuws was).

‘En nu lekker gaan slapen hè?’ Het was een bevel maar hij formuleerde het als een vraag. Ik knikte en sloot mijn ogen om te dromen over Sirius en Orion en Artemis…

~ einde flashback ~

‘Grr…’ Gromde de Lamia. Op zich was ze best wel een knappe vrouw maar nu zag ze eruit als een kwaaie slang. Nadat ik haar eerste steen had ontweken pakte ze maar een nieuwe. Ik had net genoeg tijd om mijn pijl en boog te pakken, die ik had mee gestolen van het eiland. Toen ik de pijl op de pees legde mikte de Lamia en ik wist nog net op tijd te bukken.

‘Lekker puh!’ Riep ik en ik richtte mijn pijl op de vrouw. Mijn ogen namen de hele situatie in me op. Ze zou haar schild afwerend gebruiken om haar bovenlichaam te beschermen. Ook haar benen werden beschermd door de groene glibberige schubben. Verwoed zocht ik naar een zwakke plek. Ik was een uitstekend jager en zeer begaafd met pijl en boog dus ik wist bijna zeker dat ik raak zou schieten. De vraag was alleen waar ik moest schieten. ‘Het is tijd om jou weer terug naar de Tartarus te brengen!’ Schreeuwde ik.

De Lamia stond wijdbeens klaar om zich te verdedigen, met haar schild van schubben voor zich houdend. Er was maar een manier, ik moest achter haar zien te komen.

Ik sprong en gleed onder haar benen door, sprong meteen weer op en plantte de pijl met mijn hand recht in haar nek. De Lamia schreeuwde het uit maar voordat ze zich kon omdraaien veranderde ze al in stof.

Moe zakte ik neer op de grond. De reis was vermoeiender dan ik dacht, vooral nu de monsters achter me aan zaten, klaar om me te vermoorden. Met verdriet dacht ik terug aan mijn oom en tante die al de monsters achter me aan stuurde. En aan mijn moeder, die dit allemaal maar liet gebeuren. Ik wist wel dat ze niet van me hield. Ze had nooit om me gegeven, dus waarom nu wel.

~ Flashback ~

‘Nee Atalanta, je moet récht lopen.’ De boeken vielen weer van mijn hoofd af. Ilias van Homerus lag weer op de grond. Mijn tante keek me streng aan maar ik kon me gewoon niet concentreren. Ik had ADHD moet je weten. Toch probeerde ze me nog wat manieren bij te brengen. Ik wist niet voor wie ik manieren moest tonen en ik was elf jaar.

‘Atalanta! Wanneer leer je het nou?! Goden help ons dit kind eindelijk beschaafd te maken.’

Ik rolde met mijn ogen maar op dat moment kwam Aiolos, mijn leraar, binnen met een hele stapel papieren en boeken binnen. Hij droeg een Griekse tuniek maar hij had wel een klassiek klokje bij zich.

‘Red me Aiolos!’ Ik rende naar hem toe en botste tegen hem op waardoor alle spullen vielen.

‘ATALANTA!’ Riepen tante en Aiolos in koor.

‘Sorry…’ Mompelde ik. Ik wist ook niet waarom ik was zoals ik was. Druk, ongeconcentreerd… Noem maar op.

~ Einde Flashback~

Tsja, ik had heel mijn leven in een gouden kooi kunnen leven. Nee, dat wou ik niet. Liever oorlog dan gedwongen vrede. Dus rende ik maar naar de weg om van daar te vragen waar Camp Half-Blood was.

Het schemerde toen ik aankwam in een klein dorpje met alleen een benzinestation en een paar huisjes. De man achter de balie in het benzinestation had donker haar en hij zag eruit als een Indiaan. Hij was in een boek aan het lezen genaamd: Hoe ben ik een net monster?

Foute boel. Net toen ik me om wou draaien om er vandoor te gaan vroeg de man met een vettige stem, ‘Kan ik je ergens mee helpen?’

‘Eh nee hoor meneer…’ Maar de man stond op en ik zag dat hij in plaats van benen poten had. Zijn handen veranderden langzaam in klauwen en hij lachte schuw.

‘Ach, blijf toch nog even!’

Ik zette het op een lopen. Het benzinestation uit en de lange weg op die recht de woestijn in liep. De man (of monster) was sneller en hij nam een sprint om op mijn rug te springen.

Hij vergat alleen dat ik inmiddels gewend was geraakt aan monsters. Ik was ze zat, doodop van ze, maar ik wist hoe ze in elkaar zaten. Met als enige wapen mijn pijl en boog maakte ik een hoek naar rechts, klom op en rots en keek vandaar af toe. Deze zou makkelijker zijn de Lamia, dacht ik verbitterd. Mijn hand gleed naar een pijl maar ik gleed achteruit en viel. Als op dat moment de zon niet was ondergegaan was ik waarschijnlijk verscheurd zijn door het wezen.

In de nacht was ik op mijn sterkst. De maan was vol en schitterde aan de hemel. Met hernieuwde energie sprong ik op en schoot het wezen neer dat meteen tot stof veranderde.

‘Nummer… Acht…’ Het was het achtste monster geweest sinds ik van het eiland was weggelopen. Nou ja, gevaren. Ik was nu vier dagen onderweg en was elke dag op zijn minst één monster tegengekomen. De energie die ik had gekregen sijpelde weer uit me en koud en eenzaam zocht ik een plekje om te slapen…

The Hunter's Daughter 1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu