Hoofdstuk 12

15 9 0
                                    

Als Sam wakker wordt wenkt hij naar de uilenfamilie. Ze zijn net terug van hun jacht en hij ziet dat ze geslaagd zijn. De jongste, die Sam nog niet kende, keek hem nieuwsgierig aan. Sam moest glimlachen. Toen bedacht hij dat Felicia ook nog ergens lag. Ook al was het nog maar 4 uur s'ochtends. Hij wil verder. En dus klom hij lager naar haar tak om haar voorzichtig te waken.
"Huh wat is er?"

"We gaan! Het is al laat. Normaal sta ik om 3 uur al op." Roept hij opgewonden. Sam springt uit de boom en groet de andere dieren die nog wakker zijn. 
"3 uur 's ochtends?" vraagt ze als ze gaat zitten.

"Nee, het is 4 uur. Dus al laat. Heb je honger?" Hij wil haar een noot aanbieden die hij zojuist plukte uit de boom. 
Ze springt uit de boom. "Nee ik heb geen honger."

"Oké, dan gaan we." Sam liep al verder richting het Westen. In de verte kon je bomen zien die allemaal langer waren en donker uitzagen. Sam wist dat het daar iets gevaarlijk was. Het donkere woud. Daar wonen de demonen, geesten en trollen. En soms ook bandieten die je willen bestelen. Om zich voor te bereiden spaarde hij zijn krachten zodat als het nodig was zijn vuur kon gebruiken. Anders heeft hij ook nog zijn 2 zwaarden. Die haalde hij alvast tevoorschijn. Ze glommen in het licht van de maan die bijna onderging. In het Oosten kon je al de kleuren van de zon zien. Zonsondergangen zijn altijd prachtig. Even keek hij achter zich. Felicia liep al mee.
"Maar wanneer ga je me vertellen hoe je heet? Mijn naam weet je maar ik weet niet die van jou."

"Mijn ouders noemen me graag Samuel, dat is mijn officiële naam. Maar iedereen noemt me gewoon Sam. Dus noem me Sam." Zei hij. 
"Oké Sam. Lead the way."

"Okay, we gaan naar het donkere woud." Zei hij terwijl hij een zwaard naar Felicia gooide. 

"Het donkere woud? Nooit van gehoord."

"Dat is het woud van de duistere wezens. Alle planten en bomen zijn daar dood. De bomen doen je niets tenzij je ze lastigvalt. Dus het enige waar je voor moet oppassen is dat die idioten je niet vermoorden of bestelen en dat je de bomen niet kapotmaakt." zei Sam alsof het normaal was. 
"Oké," zegt ze met een bange stem. "Laten we gaan." 

En dus volgden Sam en Felicia samen het bos. De eerste bomen die ze passeerden waren beschimmeld en een vieze geur hing er. Het gras dat altijd zo groen leek was hier weg. Alleen donkere aarde met rotte bladeren en dode insecten. De grote bomen waren slijmerig en de takken bovenaan waren zo groot en breed dat er geen licht was. Dus ging Sam een vuurbal maken. Daar was hij goed in en hij maakte altijd een vuurbal als hij hier kwam. Hij keek naar de bomen en herkende ze meteen. Dat was handig want nu wist hij zeker dat ze goed gingen. 

"Hou je zwaard gereed." Riep hij naar Felicia. Zelf hield hij ook zijn zwaard gereed. Zijn vuurbal toonde de schaduwen goed en hij wist zeker dat er iets bewoog tussen de bomen. Als zijn vermoedens kloppen waren het gewoon bandieten. Maar het zou heel vervelend zijn als ze zijn en Felicia's spullen stelen. Of haar herkennen als de prinses van Fellopas. Daarom hield hij haar goed in de gaten. 
Het leek of ze iets hoorde en draaide direct haar hoofd naar het geluid.

Hierdoor keek Sam meteen ook naar die kant. Hij hield zijn zwaard gereed. "Ze komen." fluisterde hij streng tegen Felicia. 
En hij had gelijk. Ineens sprongen er 4 mannen gekleed in zwarte ridderpakken met zwaarden tussen de bomen door. Ze vielen in tweetallen Sam en Felicia aan. Sam was zo druk bezig met de 2 die inhakten op hem dat hij niet zag hoe het met Felicia gaat. 
Felicia dacht niet na en gebruikte haar krachten om onzichtbaar te worden. Zelfs het zwaard dat ze had gekregen is niet meer te zien. Ze viel een van de ridders van achter aan en stak hem in zijn rug. Hij viel op de grond en de andere probeerde haar te zoeken. Ze liep zo stil mogelijk naar een andere plek en viel hem aan. Hij vecht terug en raakt me één keer hard op mijn been. Ik sla terug en steek daarbij in zijn zij. Hij valt maar de pijn is mijn been is erg.

Dan schreeuwt Sam en gooit met zijn handen vuur naar de 2 bandieten die meteen al verbrandend en gillend wegrennen. 

"Felicia? Dat ging goed man." Sam sprong en moest lachen. Hij keek om zich heen. "Felicia?"
"Sam!"

"Wat is er?" Roept hij bezorgd. Hij laat zijn zwaard vallen en rent naar haar toe. 
"Hij raakte mijn been en de pijn is weer terug."

"Wat is er gebeurd?" Roept hij als hij dan kijkt naar haar been. "Hebben zij dat gedaan? Hebben ze je ook bestolen of ben je alleen gewond?" 
"Ik besloot te gaan vechten dus ik werd onzichtbaar, de 1e heb ik kunnen pakken maar de 2e raakte mij ook. Verder is er niks gebeurd."

"Ow, oké. Gelukkig maar. Heb je je spullen nog? En mijn zwaard?" Vraagt hij als hij wat gekalmeerd is. 
"Ja hier, mijn spullen heb ik bij die boom neergelegd."

"Gelukkig want zonder wapens en zonder eten ben je verloren in dit woud." Hij greep haar spullen en gaf het aan haar. "Hou het altijd bij je." zei hij streng. 
Ze pakt het aan en probeert weer op te staan.

"Goed." Hij begon weer te lopen. "We moeten voor het donker is aan de andere kant komen anders zijn we het haasje." Daarom stond Sam ook zo vroeg op. Dat leek hem handiger aangezien hij extra bagage mee had.
Ze kijkt naar de zon. "Nog 7 uur voor de zon ondergaat." Ze zet een stap maar lijdt door de pijn die ze heeft. Nog een stap.

"Verdomme, kan je wel lopen?"
"Ja, het is niet super erg." Ze zet nog een stap maar zakt bijna in.

"Wauw, je gelooft het zelf." 
"Het is de enige oplossing, gewoon door de pijn heen lopen. Anders komen we nergens."

Sam trok een wenkbrauw op. Het was merkwaardig hoe een prinses die altijd in het dorp zat toch zeer zelfstandig was en ook nogal eigenwijs. Sam moest glimlachen. Hij mocht haar wel. 
"Al zou een beetje steun sneller gaan." zegt ze lachend.

"Moet ik je optillen ofzo." 

"Nee, maar dat ik op je leun. Dan zullen we sneller het bos uit zijn." ze stapt voorzichtig naar hem toe.

"Prima, leun maar op. Ik ben je steunpaal." Zei hij al mopperend. 
Ze beginnen met lopen en komen na een paar uur in een lichte vlakte. "We zijn er bijna. De takken worden al dunner." Roept Sam vermoeid omdat ze al de hele dag op hem leunde. En hij had ook best wel honger. 
Ze stopt met leunen en probeerde een stuk zelf te lopen. "Nog 3 uur voor het donker wordt."

"Geen probleem want over een halfuur zijn we buiten dit bos." Roept hij opgetogen. 
Ze loopt al een stuk beter en ze zien dan het licht buiten het bos. 

The last chanceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu