2.

164 8 0
                                    

Het is een paar dagen na oud en nieuw. Jamaica was een hel om op te rijden met al het vuurwerk om haar heen. ik had geluk dat ik standaard me portemonnee op zak heb, anders had ik het niet overleefd. De afgelopen dagen had ik me schuilgehouden in de bossen niet zo ver bij me huis vandaan. Ik had boodschappen gehaald in de supermarkt en een tas gekocht zodat ik alles mee kon nemen. Bij een andere winkel had ik een slaapzak, een fleesdeken, een kompas en een emmer gekocht. Dat was iets wat ik het hardst nodig had. Nu rij ik met Jamaica naar het oosten. Richting Duitsland. Ik kan tenminste een beetje fatsoenlijk Duits, ik zou me daar wel moeten kunnen redden. De avond valt en ik overnacht weer in het bos. Ik laat Jamaica grazen op een open plek. Ik maak een kampvuur van stenen en takken en steek het aan met een aansteker die ik in de supermarkt had gekocht. Als het goed is zit ik nu bij de grens van Duitsland/Nederland. Dus waarschijnlijk ben ik morgen in Duitsland. Ik ga rustig bij het kampvuur zitten en warm boven het vuur een blik bonen op. ik eens hoor ik Jamaica wild hinniken. Ik spits mijn oren. Ineens is het weer stil. te stil. ik sluip naar de plek waar ik Jamaica had achtergelaten. Achter me ogen wellen tranen op. ‘Jamaica.’ Fluister ik. op de grond ligt Jamaica, onder het bloed en morsdood. Haar organen liggen versprijt over de open plek. Nee dit is geen mensenwerk, nee van een beest. Een traan rolt over mijn wang. Mijn lieve Jamaica. Maar ik moet weg hier! Voor die beesten terugkomen en mij hetzelfde lot geven als Jamaica. Ik ren naar de plek waar ik me kampvuur had gemaakt. Nu staan er drie mensen. ‘Hallo vreemdeling, wat brengt jou hier?’ een jongen likt langs zijn lippen. Een koude rilling gaat langs me ruggengraat. Ik slik. ‘ik ben op doorreis.’ ‘zozo, helemaal alleen?’ ‘nee, met me paard Jamaica.’ ‘is Jamaica geen land waar wiet vandaan komt?’ ‘jaja, dat is zo. Waarom zou je jou paard ooit naar een wietland noemen?’ ‘omdat ik Jamaica een erg mooi land vind. En dat was zij ook.’ ‘was?’ ‘ja ze is net uiteen gereten door beesten.’ ‘tsss, die beesten hebben ook geen gevoel. Het paard vermoorden van zo’n lekkerding.’ Zegt de jongen die zijn lippen aflikte. ‘ik zou graag met je verdergaan op doorreis.’ ‘um… nee, dat hoeft niet hoor.’ ‘mmh, jammer.’ De jongen loopt naar me toe. ‘mmmh je ruikt ook zo lekker.’ Ik loop achteruit. Elke stap die hij dichterbij komt zet ik er eentje achteruit. Hij begint sneller te lopen. ik draai me om en ik ren weg. steeds kijk ik om waar hij is, vlak achter me. ik struikel. mijn hoofd raakt de grond. Boven me schijnt de volle maan. Ik weet niet wat er gebeurd. Maar ik heb het gevoel dat al me botten breken. 

DubbelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu