9 Vreemdelingen

169 16 6
                                    


"Sam?" piept Mila, maar ze is niet in staat haar zin af te maken. Haar angst en verwarring knijpen haar keel dicht. Sam kijkt gealarmeerd op en volgt Mila's blik. Zodra ze de twee groene ogen tussen de bladeren opmerkt, slaat ze haar handen voor haar mond om een gil te onderdrukken. Mila staat op en schuifelt twijfelend naar de struik toe. Sam gebaart haar dat niet te doen, maar ze negeert haar vriendin.
"Hallo?" zegt Mila voorzichtig. Ze krijgt geen antwoord.
"Hallo?" roept ze nu wat harder. Ze vergeet voor een moment te ademen als ze ziet dat de ogen zijn verdwenen. Achter de struik komt een blonde jongen vandaan, een jongen met groene ogen. Hij kijkt Mila verward aan, en Mila vraagt zich af waarom. Achter de jongen verschijnt nog iemand. Het is ook een jongen, met donkerbruin haar en grijsblauwe ogen.

Mila neemt de twee jongens goed in zich op. Ze dragen beide met zand besmeurde en gescheurde kleren. Ze zijn een beetje verbrand door de felle zon. Mila beseft dat zij en Sam er net zo uitzien.
"Hallo," zegt de achterste jongen met een zwakke glimlach. Mila schrikt bijna van zijn schorre stem, ze had op de een of andere manier niet verwacht dat ze zouden praten. Ze merkt dat ze hen met open mond aan heeft staan staren, en met rode wangen klapt ze hem dicht. Er valt weer een stilte. Mila staart de blonde jongen aan, zijn mond is een stukje opengevallen van verbazing. Zijn felle, groene ogen lijken al haar aandacht op te eisen.

"Ik ben Samantha," stelt Sam zich voor, om de vreemde stilte te verbreken. "En dit is Mila," zegt ze met een knikje naar Mila. Snel tovert Mila een glimlach op haar gezicht.
"Robin," zegt de blonde jongen kortaf. Hij lijkt nog steeds erg in de war.
"En ik ben Thomas," zegt de achterste jongen met een vriendelijke glimlach. "Hoe komen jullie hier?" vraagt hij dan fronsend.

"Er was een orkaan, en ons schip is gezonken," antwoordt Mila. Ze begint zich weer wat meer op haar gemak te voelen. "En jullie?" vraagt ze.
"We zaten waarschijnlijk op hetzelfde schip," mompelt Robin zacht. Hij haalt zijn hand een keer door zijn haar. "Niet te geloven, ik dacht dat ik en Thomas de enige overlevenden waren!" zegt hij breed glimlachend. Mila ziet dat er kleine kuiltjes in zijn wangen verschijnen. Het begint te kriebelen in haar buik, en snel slaat ze haar armen over elkaar, alsof ze haar vlinders moet verbergen. "Hoelang zijn jullie al hier?" vraagt Robin dan nieuwsgierig.

Mila doet haar best om te antwoorden, maar ze heeft geen idee. Ze heeft hier geen besef van tijd, en als ze er te lang over nadenkt, wordt haar hoofdpijn haar bijna teveel.
"Zo'n 24 uur, denk ik?" antwoordt Sam twijfelend. "We hebben nog lang over het strand rondgelopen, op zoek naar hulp," voegt ze eraan toe. Mila gaat ondertussen weer op de grond zitten, haar hoofd is veel te zwaar om zo lang te blijven staan.
"Wij zijn meteen het bos in gewandeld," zegt Thomas. "We hebben geen hulp gevonden, maar wel iets anders," zegt hij met een mysterieuze grijns. "Wie heeft er dorst?"

Sam springt bijna een gat in de lucht. "Jullie hebben zoet water gevonden? Waar?" roept ze uit.
"Volg ons maar!" roept Thomas en hij verdwijnt met Robin tussen de bomen.
"Gaat het met je hoofdpijn?" vraagt Sam bezorgd aan Mila. Mila knikt en grijnst.
"Ik heb er opeens niet zoveel last meer van. Ik kan vast nog wel een stukje lopen."
Met de hulp van Sam komt ze overeind en samen lopen ze vol verwachting achter de twee jongens aan.

Na een korte wandeling hoort Mila een beekje stromen. Ze gaat steeds vlugger lopen. Als ze het beekje tussen de bomen in het oog krijgt, vergeet ze haar hoofdpijn en rent ze de rest voorbij. Ze knielt naast het beekje neer en begint gulzig te drinken. Ze gooit nog wat koel water in haar gezicht en komt daarna tevreden weer overeind. Ze gaat op een enorme steen langs de oever zitten. Als de anderen ook een paar slokken water gedronken hebben ploffen ze naast haar neer.
Mila staart zwijgend naar het water. De rimpeltjes van de stroming zijn bijna hypnotiserend, en het kabbelende geluid is erg rustgevend. Ze zou zo in slaap kunnen vallen. Sam sluit al genietend haar ogen. Robin staart naar zijn versleten schoenen, en Thomas kijkt wat onrustig om zich heen.

Een klein vogeltje strijkt naast Robin neer, maar niemand merkt hem op. Ze zijn ieder in hun eigen gedachten verzonken. De vogel begint plotseling luid te krijsen en Mila schiet geschrokken overeind. Sam schrikt zo erg dat ze voorovervalt, het beekje in. Gelukkig is het erg ondiep, dus er is niets aan de hand. Mila, Robin en Thomas komen bijna niet meer bij van het lachen als Sam verwoed het ijskoude water uit haar ogen wrijft. Ze hijgt nog na van de schrik.
Het viertal blijft nog een tijdje bij het beekje hangen. Het is koel in het bos, en onder het bladerdak kunnen ze even ontsnappen aan de brandende zon.
Mila is benieuwd wat ze zo gaan doen, ze kunnen de weg naar het strand immers nooit meer terugvinden. Mila werpt een blik op Sam. Die ligt nog steeds in de beek, te genieten van het koele water. Ze leunt op haar ellebogen met haar hoofd achterover, en ze heeft haar ogen gesloten. Er straalt een tevreden glimlach op haar gezicht.

Thomas staat op en maakt aanstalten om weer te vertrekken. Robin volgt zijn voorbeeld en rekt zich uit. Mila springt ook op. Sam lijkt niets in de gaten te hebben en blijft in het water liggen.
"Kom je ook nog of blijf je hier achter?" vraagt Thomas ongeduldig.
"Maar ik lig net zo lekker," kreunt Sam teleurgesteld zonder haar ogen te openen. Mila weet dat Sam voorlopig niet van haar plaats komt, en ze haalt haar schouders op.

"O ja?" vraagt Robin grijnzend. Hij lijkt een idee te hebben. "Dan mag jij alvast gaan kennismaken met de wilde dieren hier," zegt hij nonchalant, en hij slaat zijn armen over elkaar. Mila begrijpt zijn plan en neemt het van hem over.
"Ja, er zijn genoeg krokodillen voor een gezellig theekransje. En je hebt nog panters, en piranha's..." begint ze op te sommen. Ze heeft geen idee welke dieren hier voorkomen, maar dat hoeft Sam niet te weten.

Sams ogen schieten verschrikt open en ze krabbelt snel overeind. Ze struikelt het beekje uit en sluit zich bij Mila en Robin aan. Mila en Robin geven elkaar lachend een high-five.
"Haha, heel grappig hoor!" zegt Sam sarcastisch, maar Mila ziet aan de twinkeling in haar ogen dat ze er zelf ook wel om kan lachen. Ze lopen naar Thomas toe, die op hen stond te wachten, en duiken het doolhof van bomen weer in.

Tot Mila's verbazing zijn ze al snel het bos uit, op het strand. De jongens lijken hier de weg al te kennen. Ze gaan met zijn allen op een boomstam zitten, dezelfde boomstam waar Sam en Mila zijn aangespoeld. Zwijgend staren ze naar de zee.
"Dus," begint Mila maar om de ongemakkelijke stilte te verbreken, "jullie zijn hier ook aangespoeld?" Ze kijkt nieuwsgierig van Robin naar Thomas.
"Ja, door de orkaan begon het schip te kapseizen. We waren op het dek toen de storm opnieuw begon, en we vielen in zee," zegt Thomas.
"We hebben een paar keer rond het schip gezwommen, maar iedereen leek al weg te zijn. We dachten dat iedereen was verdronken," zucht Robin.
"We zijn van het schip weggezwommen, opzoek naar een ander schip, maar we kwamen in een sterke zeestroom terecht. Toen zijn we hier aangespoeld," eindigt Thomas hun verhaal.

"Ik ben door de wind van het dek gevallen," zegt Mila. "Sam sprong achter me aan."
"We hebben een koffer met wat eten erin gevonden en zijn daarop verder gedreven. We hebben toen dolfijnen gezien!" zegt Sam enthousiast. Robin en Thomas kijken haar en Mila ontzet aan. Dus dat was echt zo, denkt Mila, nu herinnert ze het weer.

"Lang verhaal," mompelt Sam als ze de gezichten van de jongens ziet, maar Mila schudt haar hoofd.
"Dat is helemaal geen lang verhaal. Ze kwamen plotseling tevoorschijn, zwommen een paar rondjes om ons heen en verdwenen daarna weer," legt ze uit. "Daarna is het opnieuw gaan stormen," vervolgt ze het verhaal.

"We raakten de koffer en ons bewustzijn kwijt en spoelden hier aan," vult Sam, het verhaal beëindigend.
"We hebben allemaal maar geluk dat we het overleefd hebben," zegt Robin. Mila knikt en kijkt hem aan. Zijn ogen hebben een bijzondere kleur, vindt ze. Het is een mengeling van verschillende kleuren groen, licht, maar ook donker. Ze beseft dat ze hem aan heeft zitten staren en kijkt blozend weg.

Zwijgend wendt ze haar gezicht weer naar de zon, die al bijna helemaal onder de horizon verdwenen is.
"Ik denk dat ik maar ga pitten," zegt Sam, en ze gaapt. Mila knikt en rekt zich uit.
"Goed idee," stemt ze in, en ze gaat op het zand liggen, met haar hoofd tegen de boomstronk aangeleund. Het is een hard kussen, maar altijd nog beter dan niets. Sam nestelt zich tegen haar aan om het niet koud te krijgen. Thomas en Robin staan op en lopen en stukje weg op een slaapplek te zoeken.

"Welterusten," hoort ze Thomas even later zeggen.
"Trusten," mompelt Mila, en ze valt al snel in een diepe slaap.

Klik op het sterretje als je het een leuk hoofdstuk vond!

Als je nog tips hebt: laat het me weten in de reacties!











Het eilandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu