20 Paniek

108 11 1
                                    


Mila hoest wanneer ze wakker wordt. Ze kreunt van de pijn in haar hele lichaam. Haar keel is kurkdroog, en haar spieren weigeren mee te werken. Mila spuugt met een vertrokken gezicht het zand uit haar mond en komt langzaam overeind. Voorzichtig doet ze haar ogen open. Haar hoofd bonkt, maar ze negeert het en kijkt voorzichtig om haar heen.
Ze ligt op een strand met parelwit zand, helderblauw water en een groot bos. Het lijkt wel een paradijs. Een vreemde gedachte gaat door Mila heen. Ben ik dood? Is dit dan de hemel?

Mila trekt verbaasd haar wenkbrauwen op als ze het strand herkent. Het strand, het water, het bos. Zelfs de boomstam kan ze in de verte zien liggen. Het puin waarmee ze geknutseld hebben ligt ernaast. Mila komt met trillende benen van inspanning overeind en kijkt nogmaals om haar heen.
"Nee," mompelt ze ongelovig. Maar ze heeft het goed gezien. "Nee." Het is hetzelfde strand, hetzelfde eiland. "Nee!" Ze is terug waar ze was begonnen. "Nee!" roept Mila nog een keer. Haar bloed kookt van woede en frustratie, maar tegelijkertijd hangen haar schouders als ze haar laatste beetje hoop verliest.

Ze is terug op het eiland, terug bij af. Robin en Thomas hebben een hele ochtend gejaagd, voor niets. Met zijn allen hebben ze dag en nacht aan een vlot gewerkt, voor niets. Ze hebben een hele dag op zee rondgedobberd, voor niets.
Mila draait zich om naar de zee. Het wateroppervlak is spiegelglad. Mila staart er vol afkeer naar, ze weet hoe verraderlijk de zee kan zijn. Opeens begint een gevoel van paniek door haar aderen te stromen.
Waar is de rest? Zijn ze bij elkaar of alleen? Leven ze nog wel? Zijn ze verdronken?

Mila begint te rennen, zo snel als haar benen haar kunnen dragen.
"Sam! Robin! Thomas!" roept ze zo luid als haar droge keel dat toelaat. "Waar zijn jullie?" roept ze, en ze werpt een blik over haar schouder. "Ik ben hier!" schreeuwt ze, zwaaiend met haar armen. Om haar heen blijft het echter stil. "Hallo?" roept Mila. Het strand is uitgestorven. Ze voelt tranen in haar ogen prikken, en veegt ze snel weg. Mila kijkt nog een laatste keer om haar heen, en zakt dan op haar knieën. "Iemand?" fluistert ze zacht, terwijl er langzaam een traan over haar wang rolt. Ineengedoken blijft ze zitten.

Herinneringen beginnen door haar hoofd te spoken, en lopen in elkaar over.

"Oké," zegt Mila met een zwakke glimlach. "En anders heb ik jou nog," voegt ze er lachend aan toe. Sam knipoogt.

"Precies, dan heb je mij nog."

"Je hebt gelijk. Maar we geven niet op, toch?"

"We geven niet op. Nooit."

Mila en Robin geven elkaar lachend een high-five.

"Haha, heel grappig hoor!" zegt Sam sarcastisch, maar Mila ziet aan de twinkeling in haar ogen dat ze er zelf ook wel om kan lachen.

"Was dat alles?" zegt Robin uitdagend.

"De aanhouder wint altijd," zegt Sam zachtjes, alsof Robin en Thomas het niet mogen horen.

"Ja," zegt Thomas als hij en Sam hen inhalen, "wij zijn heel slim!" en hij wiebelt met zijn wenkbrauwen.

"Niet opgeven Mila."

"Je shirt is helemaal nat. Sorry," zegt ze zachtjes. Robin glimlacht.

"Geeft niet. Dat droogt wel weer," zegt hij.

"Je leeft nog," murmelt hij dankbaar.

"Ik ben trots op onze speurhond," grapt Sam, en ze klopt Thomas op zijn schouder.

"Dan komen we met een krankzinnig idee." Sam geeft niet op. "We geven niet op. Nooit," drukt ze Mila op het hart.

Mila kijkt op. Ze mag niet opgeven. Sam geeft ook niet op, en Robin en Thomas ook niet. Ze moet blijven doorgaan, dat doen zij ook. Snel krabbelt ze overeind en loopt door. Ik moet door blijven lopen, ik mag niet opgeven, blijft ze tegen zichzelf herhalen terwijl ze haar tranen vlug wegveegt.

Het eilandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu