II

147 4 3
                                    

'Hé Val, je zat weer in de problemen zo te zien?' grijnst hij met een zelfvoldane uitdrukking op zijn gezicht. Zijn donkere haren zijn korter geknipt dan ik me herinner en het litteken was er nog niet toen ik hem de laatste keer zag. Zijn gezicht is scherper en zijn ogen staan dieper in zijn gezicht. Hij is volwassener. 'Eigenlijk, Ezra, had ik alles onder controle,' verdedig ik mezelf terwijl mijn hart wild in mijn keel klopt. Mijn cynische karakter doet niet onder voor mijn schok.

'Fijn om jou ook weer te zien, Allyn,' mompelt hij tegen haar terwijl hij haar toeknikt. Allyn kijkt op. 'Ezra,' mompelt ze verveeld terwijl ze zich opduwt. Nors krabbel ik overeind en wil van hem weglopen, maar de stormtroopers die naar boven klommen, hebben ons eindelijk bereikt en openen opnieuw het vuur op ons. Ik haal mijn blaster boven en knal er twee van de kratten af terwijl Allyn en Ezra aan mijn zijde meestrijden om de laatste vier ook uit te schakelen.

Een groene schijn verschijnt in de hoek van mijn blikveld en het zoemende geluid trekt mijn aandacht. Met een paar korte zwieren zijn de overgebleven stormtroopers neer gehaald door hun eigen afgeweerde schoten. 'Je hebt een lichtzwaard,' mompel ik nutteloos terwijl hij zich naar ons toedraait met zijn herkenbare, zelfvoldane grijns. Ezra knikt terwijl hij hem terug uitschakelt. 'Cool, of niet soms?' Zijn arrogantie straalt van hem af.

'Hoe heb je díe gestolen?' vraagt Allyn bewonderend. Ezra schudt zijn hoofd en komt naar ons toegelopen. Met gekruiste armen luister ik naar zijn uitleg. Mijn ongeloof golft zachtjes over naar een boze uitdrukking. 'Bedankt dat je me als een steengoede dief ziet, maar deze keer heb ik geen wapens gestolen. Ik word getraind om een Jedi te worden.'

Allyn begint te lachen wat haar een gekrenkte blik oplevert. 'Een Jedi? Jij? Jedi's bestaan niet.' Ik gooi kort een blik op Allyn voor ik mijn blik terug op Ezra vestig. Geïrriteerd loopt Ezra tussen ons door terwijl hij naar het volgende dak loopt. 'Helemaal niet, daar zijn ik en mijn meester het bewijs van. En toevallig ben ik een hele goede leerling.'

Rollend met m'n ogen doe ik teken naar Allyn dat we vertrekken. 'Nou, fijn dat je ons redde terwijl we alles onder controle hadden, maar wij moeten ervandoor,' informeer ik Ezra voordat we de andere richting op lopen en naar het volgende dak springen. 'Hé wacht! Waar gaan jullie naartoe?' houdt hij ons tegen terwijl hij ons achterna loopt.

'Dat zijn je zaken niet!' schreeuwt Allyn naar hem toe waardoor ik moet grijnzen. 'Hé jongens kom op nou! Ik heb jullie net gered van een doodstraf!' Een kwade zucht rolt over mijn lippen en ik versnel mijn pas terwijl ik een antwoord naar hem roep. 'Ik heb al gezegd dat we alles onder controle hadden!'

'Val, stop! Ik kan jullie beschermen, geef me–' Ik onderbreek hem terwijl ik abrupt stop en me naar hem omdraai. 'We hebben je hulp niet nódig, Ezra! We konden ons prima redden toen jij ons achterliet dus zie ik niet in waarom we dat – nu je terug bent – niet meer zouden kunnen!' vlieg ik naar hem uit. Allyn houdt achter me halt. Ezra blijft overdonderd staan en staart me aan. 'Dus dat is waar dit over gaat? Ben je boos op me omdat ik weg ben gegaan? Omdat ik een beter leven wilde? Omdat ik een fámilie heb gevonden?'

Er ontstaat een brok in mijn keel die ik niet kan wegslikken en tranen prikken in mijn ogen door de woede en het verdriet dat door mijn lichaam spoelt. 'Ik dacht dat wíj je familie waren! Je liet ons achter zonder iets te zeggen, Ezra Bridger. Je kon wel dóód zijn!' vlieg ik naar hem uit voordat ik ruw met mijn mouw over mijn ogen wrijf en me woest omdraai. Ik spurt de longen uit m'n lijf terwijl ik zo ver mogelijk van hem weg loop. Allyn volgt me op de hielen.

Hoe verder we van hem weglopen, hoe opgeluchter ik me voel. Na een vijftal blokken verder te zijn, dalen we terug af naar de gewone straten. Het zijn donkere, smalle straatjes waar allerlei gure types in te vinden zijn. Allyn en ik blijven dicht bij elkaar terwijl we de vieze blikken van de criminelen en dronkaards die hier rondhangen, negeren.

Wat verder kunnen we de gedaantes van Dax en Hanto onderscheiden van de overschaduwde wezens die hier zitten. 'Waar bleven jullie zo lang?!' sist Dax dwingend terwijl hij op ons komt afgelopen. Ik kijk naar hem op. 'Ezra is terug,' leg ik kort uit waarna ik fluisterend verder ga,'hij traint om een Jedi te worden.'

'Wat?' Dax kijkt me ongelovig aan,'ik dacht dat hij dood was?' Ik schud mijn hoofd en staar kribbig naar de grond. 'Nou, blijkbaar dus niet. Hij heeft ons gewoon laten zitten.'

Hanto maakt een afkeurend geluid en Dax' ogen worden gedrenkt in woede. 'Laat hem vallen, we redden onszelf toch zonder hem,' sist hij waarna hij zich omdraait en naar de goed verhulde opening stapt waar een Neimoidiaanse wachter ons op staat te wachten. 'Code?' vraagt hij verveeld. Dax zet een stap naar voren en dreunt de woorden hardop voor. 'De Loth-wolf huilt in het licht van Lothals manen.'

De wachter knikt en zet een stap opzij zodat we een voor een naar binnen stromen. De club is nauwelijks verlicht zodat er verschillende duistere zaakjes afgehandeld kunnen worden zonder dat beide partijen opvallen. Jacen zit ergens achteraan aan zijn tafel waar hij zijn zaken regelt. Hij wordt vergezeld door twee vrouwelijke Twi'leks deze keer. Zijn uiterlijk is aantrekkelijk, maar zijn arrogantie en gedrag maken van hem een uitzonderlijk misselijkmakend persoon.

'Ga zitten,' glimlacht hij terwijl zijn ogen koud blijven. Hij heerst al jaren over de onderwereld van Capital City terwijl Vizago – een andere smokkelaar – buiten de stad werkt. Het is in het algemeen geweten dat Vizago financiële steun biedt aan rebellen. Het laat Jacen koud wie hem geld opbrengt waardoor zijn empathie is verdwenen door de jaren heen. Ik laat Dax, Hanto en Allyn zitten zodat ik tegen het bankstel kan blijven leunen. 'Zet je neer, Val. We hebben veel te bespreken.' Zijn ogen glimmen gevaarlijk, maar ik wijs hem met een kort gebaar af. 'Ik blijf wel staan.'

In alle eerlijkheid wil ik gewoon klaar staan om meteen te vertrekken. 'Goed, waar is de buit?' vraagt Jacen aan Dax terwijl hij zijn ogen van me af laat dwalen. Hanto haalt de twee gevulde zakken boven en zet ze puffend op tafel. Jacen schuift de zakken naar zich toe en inspecteert zijn winst grondig met twinkelende ogen en een hebberige grijns op zijn lippen. Rollend met m'n ogen laat ik ze rondgaan naar de verschillende wezens die hier zitten. De meesten van hen zijn bezig met gevaarlijke business, maar er zijn er ook die zich helemaal lam komen zuipen met Ebla bier of andere soorten alcohol die hier illegaal te verkrijgen zijn.

De bespreking van de prijs wordt besproken onder een voelbare spanning, maar ik besteed er geen aandacht aan en richt mijn blik op een donkerzeegroene Duros die zijn drank in een enkele keer achterover giet alvorens hij zijn oranje ogen terug op onze tafel laat rusten. Wanneer hij mijn blik vangt, knijp ik mijn ogen tot spleetjes en bekijk nauwgezet zijn poging om ongezien te vertrekken. Een onheilspellend gevoel borrelt in me op en ik besluit het verdachte wezen achterna te gaan.

Allyn mompelt iets tegen me en ik kan Jacens blik bijna door het leder van mijn jas voelen branden. Ik ben me niet bewust van wat Allyn tegen me zegt, maar ik draai me van hen weg en achtervolg de Duros die zich naar buiten haast. Ik schuifel langs de tafels heen waarna de blikken van de aanzittenden op mijn rug branden. Het wezen verdwijnt in de rook die naar buiten kringelt en hoestend houd ik een hand voor mijn mond en neus voordat ik hem achtervolg. Aarzelend zet ik een stap naar voren, maar word abrupt tegengehouden door een E-11 blaster die onder mijn neus wordt geduwd.

©Britt_02

Strijders van de Vrijheid© (SWR)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu