hoofdstuk 1

195 6 2
                                    

Sophia-Line Averson liep naar huis. Het regende, de straten stonden blank. Een winters briesje blies door haar haren. Sophia-Line kwam terug van school. Ja, school, haar grootste nachtmerrie. Ze trapte tegen een steentje aan en liep langzaam door. Sophia-Line, die ook wel Sophia werd genoemd, haalde een pluk van haar doorweekte haren uit haar gezicht. Ze zuchtte een keer diep. Sophia werd al vijf jaar lang gepest. Het hield maar niet op. De regent kletterde op haar jas. Ze gaf er niks om, Sophia vond regen fijn. Ze pakte de sleutel uit haar zak, haar broek was helemaal doorweekt. Ze stak de sleutel in het diepe, roestige slot. De deur zat nog op slot, haar moeder was dus niet thuis. Haar vader was een paar jaar geleden overleden. Sophia dacht nog altijd dat het haar fout was. Zelfs toen haar moeder vertelde dat het niet zo was. Ze liep naar haar slaapkamer toe. Het was een donkere kamer die veel geheimen mee droeg. Sophia zuchtte diep en hing haar jas aan de kapstok. Ze liep naar de badkamer. Douchen, dat haatte ze. Ze zag elke keer weer hoe dik ze was. Haar moeder bleef haar dwingen om te eten, ze vond dat Sophia te dun werd. Sophia dacht daar immers anders over. Ze trok haar broek en hemd uit. Ze had alleen haar onderbroek en BH nog aan. Ze zuchtte, tranen rolde over haar wangen. Waarom, waarom kon ze voor één dag niet het perfecte meisje zijn, dat alle jongens leuk vonden? Waarom moest juist zij de gene zijn die altijd werd gepest? Waarom? Die vragen spookte elke dag door haar hoofd. Niet elk uur, nee elke seconde. Sophia bukte, haar tranen vielen op de grond. Het boeide haar allemaal helemaal niks meer. Onder het kastje lag de weegschaal. Ze pakte hem en stapte er voorzichtig op. Shit, dacht ze. 37,6 kilo.. teveel. Voor een meisje van 1.62 en veertien jaar, was het te weinig. Jammer genoeg, vond Sophia het teveel. Ze zette de douche aan en trok haar onderbroek en BH ook uit. Dit beeld van haarzelf vond ze verschrikkelijk. Het water wat uit de kraan druppelde, kletterde op de vloer. Druppel voor druppel, je kon alles horen. De badkamer was een kille plek waar je vrijwel alles kon horen. Niemand wist iets van Sophia's problemen. Het waren er teveel om op te noemen, Sophia was heel onzeker, haar arm zat onder de rode strepen, haar eten spuugde ze uit. Sophia waste haar haren en zucht diep. Wanneer ze uit de douche stapte, viel ze bijna. Ze had al dagen niet gegeten, ze was zwak, uitgeput. Ze pakte een handdoek en droogde haarzelf langzaam af. Ze trok haar kleren weer aan, het was een blauwe spijkerbroek met een zwarte trui met kruisjes. Haar lievelingsshirt. Sophia keek even in de spiegel en kamde haar lange, blonde haren. Sophia had vanaf kinds af aan al lange, blonde haren. Ook had ze een wipneusje en kleine oren. Haar lippen waar dun, ze had blauwe ogen. Eigenlijk was Sophia voor een veertienjarige best schattig, jammer dat ze dat niet zelf inzag. Haar moeder kwam thuis. '' Hee lieverd.'' Had ze gezegd. '' Hey mam.'' Zei ze terug. Sophia sloot zichzelf op in haar kamer. Het roze doosje, versierd met diamanten. Het zag er vrolijk uit, jammer dat de inhoud niet bepaald vrolijk was. Ze haalde er een puntenslijper uit. Het mesje om precies te zijn. Sophia trok haar mouw op, zette het meisje tegen haar huid aan trok het naar achter. Even trok ze in elkaar van de pijn. Sophia deed het nog een keer, en nog een keer. Haar hele arm stond rood. Rood van het bloed. Sophia huilde, haar tranen kwamen op haar pols, het deed pijn. Niks kon Sophia stoppen, helemaal niks. Het regende nog steeds. Je kon de druppels op het raam horen tikken. Ze keek even naar buiten, ze wilde graag naar buiten. Als ze naar buiten ging, werd haar moeder sowieso boos op haar, en dat wilde ze besparen. Ze maakte haar arm schoon en liep naar de kamer. ''Uhm mam, ik ga vandaag bij Abigail eten.'' Zei ze. Oftewel, ze ging buiten rond hangen en niks eten. Dit smoesje gebruikte ze bijna elke avond. Dat haar moeder het geloofde vond ze maar vreemd, maar voor haarzelf vond het alleen maar fijn. '' Ik ga nu.'' Zei ze. Ze hoorde een trein langs komen, Sophia woonde dicht bij het station. Voor haar was het misschien wel fijn, ze vond daar haar rust, als ze boos was. Niemand wist dat ze suïcidaal was. Alleen Sophia zelf. Ze wist ook dat het haar een keer ging lukken. Ze was al bezig met haar afscheidsbrief. Die ze misschien ging gebruiken, maar dan had ze hem alvast klaar liggen voor als het écht ging gebeuren...

Sophia-Line AversonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu