Hoofdstuk 6

132 10 3
                                    

Beweging klinkt in de cel naast me. Ik sta op van mijn plek en loop naar het stukje tralies, dat elke cel met elkaar verbindt. Het meisje dat enkele minuten geleden naar binnen werd gebracht staat met haar platte handen tegen het tralies aan te slaan. Frustratie is overal in haar te bekennen. Ik grom een keer naar haar dat ze moet ophouden, maar ze gaat door. 'Stop daarmee!', grom ik d'r toe. Uit haar bruine ogen vallen kleine druppels die haar shirt vochtig maakt. Ze kijkt me aan. 'Wie ben jij?' vraagt ze aan me met een ongelovige stem. Ik snuif een keer diep. 'Dat doet er niet toe. Voor jou ben ik niemand. Zorg ervoor dat je zo minmogelijk opvalt hier beneden.' Ik draai me om en wil weg lopen, tot de lichte geur van bloed en wolfsbane mijn neus binnen komt. Mijn zachte kant komt voor even weer omhoog, wat raar voelt maar ik doe er niets tegen. Ik scheur een stuk stof van mijn hoeslaken af en maak er een band van. 'Je bent gewond. Laat me je helpen,' zeg ik. Eerst kijkt het meisje me vreemd aan, maar knikt toch. We gaan beide tegenover elkaar zitten terwijl we het tralies negeren. Ik bind het stukje stof om haar verwonding heen, maar ik voel gewoon dat ze me de hele tijd iets wilt vragen.

'Vraag maar.' Ze schrikt even en kijkt me aan. 'Hoe ben jij hier terecht gekomen?' Ik trek het stof vast en kijk haar ook aan terwijl ik mijn schouder ophaalde. 'Door iemand die me dierbaar was. Diegene dacht dat ik niks anders was dan een mislukkeling. Dat was bijna vier jaar geleden.' Een zachte grinnik verlaat mijn mond. 'En jij?' 'Laat ik het zo zeggen. We hebben een slechte jacht gehad.' 'We?' 'Een vriend van me en ik. De roedel had ons gevonden. Mijn vriend was nog net ontsnapt.' Haar blik verandert en ze kijkt me recht in de ogen aan. 'Hoe heb je het hier al die tijd uit kunnen houden?' Ik kijk naar de grond. Al die tijd had ik over vele dingen nagedacht, maar één ding bleef er altijd bovenuit steken. 'Je moet dat ene vinden wat je hoop geeft', vertel ik haar. Ik steek mijn arm door het tralies heen en ze pakt mijn hand vast. 'Clarke', vertel ik haar. 'Jenny Born.'

Into the darkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu