Hoofdstuk 3

225 15 0
                                    

Ik schrik wakker uit een onrustige maar diepe slaap door een krakend geluid in de gang van de kerkers. Moeizaam sta ik op, terwijl ik elk moment weer door mijn benen kan zakken. Een bewaker loopt met een karretje alle cellen langs en elke keer geeft hij iets af. Uit elke cel komt lawaai vandaan en hoe dichterbij het karretje komt hoe wilder het er aan toe gaat. Ik snuif een keer in de lucht. Een lichte geur van eten komt mijn neus tegemoet. Het is voedertijd. Ik heb er zo hier en daar wel eens van gehoord. Gevangenen bij enkele roedels worden als beesten behandeld. Soms moeten sommige wolven erom vechten en andere keren krijg je het toegeschoven, maar dan is de hoeveelheid altijd minder. Waarom wist ik niet dat het bij mijn eigen roedel wordt gebruikt?

De bewaker stopt na een paar minuten bij mijn cel en kijkt me even aan voor hij de celdeur open maakt en het eten naar me toeschuift. Ik kijk naar de inhoud van het dienblad. Het enige wat erop ligt is één droge boterham, een bekertje water en een paar aardappels. Een grinnik verlaat de mond van de bewaker als hij me ziet staren naar het eten. "Je zult je moeten schamen", zegt hij met een nadruk op schamen. Ik kijk hem aan. "Jij zult je moeten schamen dat je je eigen roedelleden dit aandoet." Langzaam zet ik een stap dichterbij. Een grom verlaat mijn borstkast. "Dominantie? Moet ik daar bang van worden? Laat me niet lachen." Ik zet nog een stap dichterbij. "Je doet je eigen roedelleden pijn, sukkel!" Ergens in zijn ogen zie ik toch nog een vleugje angst. "Pak hem!", roept mijn wolf. Ik ren op de bewaker af en was klaar om hem aan te vallen, tot hij de celdeur met een klap dicht gooit. Ik probeer nog snel afteremmen, maar zoals ik al kon verwachten helpt dat niet. Met een harde klap bots ik tegen het tralies aan. Brandwonden verschijnen al snel op mijn armen en voorhoofd. Één van de weinige dingen die ik haat: wolfsbane. "Wie is hier nou de sukkel?" Ik grom nog een keer hard naar hem, maar het enige wat ik terug krijg is een hard gelach.

De bewaker was klaar met zijn werk en iedereen was stil. Je kon de hartslagen van iedere wolf horen. Een zacht getik kwam uit de cel naast me. Met een schijn hoofd schuif ik naar het kleine stukje tralies waarbij je meer overzicht hebt op andere cellen. Een jongen zit met zijn uitgegroeide klauwen tegen de grond aan te tikken. "Wie ben jij?" De jongen recht zijn rug en kijkt me raar aan. Zij zwarte haren zitten vettig op zijn hoofd en hij heeft groene ogen wat je doet denken aan smaragd. "Alfabloed?" Ik schrik even maar knik. Ik ruik in de lucht. De geur van een rogue vliegt mijn neus in. "Rogue?", vraag ik hem. Nu was hij degene die knikte. "Hoe heet je, alfabloed?" "Mijn naam? Clarke Johns." Hij draait zijn hoofd naar het tralies toe. "Clarke Johns, dochter van de alfa van de Night Delta Pack. Derde opvolger in de lijn." Ik kijk hem verbaast aan. "Ik zal je een tip geven. Zorg dat je hier beneden niet te veel opvalt. Hoe minder je opvalt hoe makkelijker het voor je wordt om hier te overleven." "Waarom help je me?" "Ik help je omdat ik weet hoe het voelt om hier vast te zitten." "Hoe heet je?". "Tyler, alleen Tyler".

Into the darkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu