Vanuit de plek waar ik zit kan ik horen hoe de grote ijzeren deur die naar boven lijd wordt geopend. Zware voetstappen klinken door de gangen maar de hoeveelheid is stukken meer dan normaal. Wolven beginnen te piepen en kruipen de achterste en donkerste hoek van de cel in.
Ik sta op en zet een stap dichterbij het tralies. Jenny kijkt mij aan en volgt mijn stappen. 'Wat is er aan de hand?', vraagt ze me. De sterke geur van haat en zelfvertrouwen brand in mijn neus. Ik pak de tralies vast die mij van de gang gescheiden houd en bekijk wat er allemaal gebeurt. Mijn handen branden door de wolfsbane maar het doet geen pijn. Als een lichte geur van een alfa zich mengt met de rest verlaat een zachte grom mijn keel. 'De alfa is in aantocht.' Ik bevrijd mijn handen van de wolfsbane en zet een stap naar achter. Het heelt niet zo goed als wat het vroeger deed, mijn wolf is nog steeds verzwakt... en daar maken ze gebruik van. 'Wat er ook gebeurt, Jenny. Laat je er alsjeblieft buiten.' Ze kijkt me verward aan maar knikt dan toch.
Het geluid van voetstappen klinkt steeds dichterbij... en het stopt precies voor m'n cel. 'Seth.' Ik grom zacht naar hem. Een kleine grijns vormt zich op zijn gezicht terwijl een aantal mannen achter hem gaan staan. Wat is er hier aan de hand? Ik voel hoe Jenny mij vanaf een afstand aan kijkt. 'De dag is eindelijk aangekomen, Clarke.' Nogmaals grom ik als hij een stap dichterbij zet. Op het moment dat hij nog maar een paar centimeter verwijderd is van het tralies spring ik erop af en probeer hem met mijn klauwen te grijpen, zonder geluk. De wolfsbane brand op mijn huid en voor een paar seconden zie ik dat Seths blik bezorgt staat, die al snel weer veranderd naar neutraal. 'Clarke!', roept Jenny naar me. Ik kijk naar mijn handen. Ze zijn helemaal verbrand en een zware pijn stroomt er doorheen. Ik zak neer op de grond. Het doet pijn. Maar hoe?
'Toe maar.' Ik kijk op en zie hoe een aantal mannen de celdeur openen en één voor één naar binnen komen. Met al mijn kracht ga ik in aanvalspositie staan. Een paar mannen vloer ik met gemak, maar daarvoor krijg ik een aantal klappen in mijn maag terug. Een geschreeuw komt vanuit de cel van Jenny. Slecht ademhalend ligt ze in de hoek terwijl een man haar een stroomstoot geeft. Ze schreeuwt maar werkt wel tegen. Doordat ik niet oplette grepen de mannen hun kans en pakte me met hard geweld op om daarna ook mij een harde stroomstoot te geven. Het voelt alsof mijn maag helemaal in elkaar krimpt. Voor ik word weggebracht komt Seth nog een keer naar me toe en verluisterd: 'Het spijt me zo erg, zusje. We konden niks meer doen.' Ik kijk hem aan. Hij meent het. 'Het spijt me zo, zo erg.' Met langzame stappen verlaat hij zijn plek, gevolgd door de rest. Ik kijk nog voor de laatste keer naar Jenny voor ik weggebracht word. Met een pijnlijke blik kijkt ze terug. 'Ik kom terug', vertel ik haar. Een touw wat waarschijnlijk ondergedompeld was in wolfsbane word om mijn handen gebonden waarna ik naar de uitgang word gebracht.
Het felle licht van de zon brand in mijn ogen als we dan laatste traptree achterwegen hebben. Het licht waar ik alleen maar over kon dromen. De frisse lucht ruikt perfect! Maar er is niks wat me blij zal maken als ik om me heen kijk. Vele mensen op straat staren me aan als ze zien dat ik na al die jaren er nog steeds ben, levend. In het midden van het plein word er tegen mijn knieholtes aangetrapt waardoor ik op mijn knieën val. Seth loopt langs me heen en gaat vanaf een afstand toekijken hoe iemand uit de menigte komt. Zijn gezicht ken ik uit duizenden. Hij was degene waardoor ik al die tijd vast zat. Hij was degene die ervoor zorgde dat ik geen jeugd kreeg. Mijn bloedeigen vader. Hij gaat voor me staan en kijkt iedereen een keer aan. 'Na al die jaren is het eindelijk tijd! Tijd om te gaan!' Van Seth gaat mijn vaders blik naar mij toe. 'Je bent een schande voor de roedel, en dat ben je altijd al geweest', verteld hij me. Een vrouw komt uit de menigte gestapt. Even kijkt ze me aan, maar dan loopt ze hoofdschuddend weer weg. Ergens hoorde ik iemand mijn naam roepen. Een jongeman probeert uit de grote menigte te komen, maar wordt tegengehouden. Ik herken hem nergens van maar mijn gevoel zegt wat anders.
Er wordt een tas naar me toegegooid. Even sta ik voor stelt. 'Ik wou dat je nooit was geboren...' Een steek van pijn gaat door mijn hart heen. Ik kijk naar de grond. Ergens achter me hoor ik hoe iemand veranderen en een keer hard gromt. Binnen een paar seconden snijden een paar vlijmscherpe klauwen langs de huid van mijn wang heen. Door de klap val ik op de grond. 'Clarke Johns, hierbij verstoot ik je uit de Night Delta roedel! Ga nu.' Een mes met wolfsbane nestelt zich in mijn zij. Het is hetzelfde soort wolfsbane als wat er plots in de tralies van de cellen zat. Ik kan een schreeuw niet meer tegenhouden en laat het gaan. Ik zie nog net hoe mijn vader me de rug toekeert en weg loop.
'Dus dit is wat je echt wilt?', komt nog mijn mond uit. Mijn vader stopt met lopen en kijkt over zijn schouder naar me. 'Wat zei je daar?' 'Je hebt me wel gehoord...' Langzaam sta ik met al mijn kracht op. Het mes ruk ik uit mijn zij en mijn oude en verscheurde T-shirt wordt rood. Veel mensen schrikken als ik op beide benen sta, iedereen was sprakeloos. Gemompel vormt zich snel door de menigte. 'Ik vroeg je iets!', grom ik mijn vader toe. Even schrikt hij. 'Maak het nou niet erger, Clarke. Ik had geen keus.' Ik schud mijn hoofd en pak de tas op van de grond. 'Iedereen heeft een keus, jij maakt alleen niet de goede.' En met dat gezegd ren ik weg richting de bosrand, de pijn negerend van de wolfsbane wat langzaam in mijn lichaam trekt. Ik heb hier in de roedel niks meer te zoeken.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Eindelijk weer een hoofdstuk af!!!
Het is tot nu toe het langste hoofdstuk van het hele boek.
Wat vinden jullie ervan??
Laat het me zeker weten!!!
JE LEEST
Into the dark
WerewolfAls de vijftienjarige Clarke Johns door haar eigen vader uit de roedel wordt verstoten staat haar een grote vraag te wachten: 'Hoe overleeft ze als een rogue in de bossen van duizenden roedels?' Het antwoord daarop was al snel duidelijk. Je overleef...