Chapter 1.

77 4 0
                                    

Ik liep door het park. Iedereen keek vreemd naar me. Ik vroeg me af wat er aan de hand was. Mijn handen waren vastgebonden. Mijn benen voelden zwaar. Er hing een rotsblok aan mijn voeten. Mensen gooiden stenen naar me. Ik keek op, maar door de felle zon werd ik verblind. Ik struikelde over nog meer stenen. Ik lag op mijn buik. Ik ademde zand en aarde in.

Met een ruk schoot ik overeind. 'Het was maar een droom, het was maar een droom.' bleef ik tegen mezelf zeggen. Maar ik wist dat dromen je altijd iets vertelden. En ik wist precies wat deze me vertelde. Het ging over hem.

Ik maakte me klaar om te lopen, zoals ik elke zondagochtend deed. Het was zo ontspannend. Alleen ik en mijn muziek. Niemand kwam er tussen.

Alleen bomen en planten en struiken. Niemand die je veroordeelde. Ik begon aan mijn dagelijkse weg. Helemaal tot aan de top van een berg.

Het was schitterend om de zon van zo hoog te zien opkomen. Zeker in het begin van de lente. Dan werden alle zonnestralen door de dauwdruppels gebroken. Er stonden kleine zweet- druppeltjes op mijn voorhoofd. Mijn conditie was niet meer wat hij was geweest.

Vanwege hem. Nog elke dag zat hij in mijn hoofd. Want hij was dood.
'Aaaaa' Ik schreeuwde het uit. Ik had mijn voet echt heel hard omgeslagen.

Ik trok mezelf overeind. Ik kon echt niet meer staan. Ik bleef zitten en deed wat water over mijn enkel. Daar wachtte ik tot er misschien iemand zou komen om me te helpen. Alleen in de hitte.

Ik lag languit op mijn rug te bruinen toen ik plots een auto hoorde aankomen. Hij zag er uit als een grote jeep. 'Hey!!! Kan je mij helpen!', riep ik toen de auto langskwam. Een man met een zwarte zonnebril deed zijn raampje omlaag.

Toen hij zijn zonnebril afzette zag ik zijn mooie groene ogen. 'Is alles oké?', vroeg hij met een sexy stem. 'Ik heb mijn voet omgeslagen en kan er niet op stappen.', antwoordde ik.
'Stap in', zei hij.

Zijn tanden waren stralend wit en hij had een lichtgetinte huid. 'Wie ben je?'vroeg ik, gewoon zodat ik hem nog eens kon horen praten. 'Mijn naam is Christian.' , antwoordde hij. Maar de rest van de rit zweeg hij.

Hij bracht me naar het ziekenhuis. 'Wat is je naam?'zei hij na een lange stilte.'Emily.',zei ik. Ik was zo blij dat hij weer sprak. Ik weet niet waarom, maar hij voelt als iets bijzonders.

Iets dat ik van de daken zou willen schreeuwen en toch voor mezelf wil houden. Zo had ik me nog nooit gevoeld. Ik wist zelfs niet dat het mogelijk was.

Zouden mensen dat bedoelen met liefde op het eerste gezicht?

Hij droeg me naar binnen. Alsof we niet eens vreemden van elkaar waren. Ik keek hem recht in de ogen. En hij keek mij ook recht aan. 'Blijf bij me.', zei ik. Maar hij ging weg. Ik miste zijn warmte vanaf het moment dat hij me losliet.

Huipwiegend zag ik hem weglopen. Zoals James Bond. Ik miste zijn stem, hoe zijn handen losjes om het stuur hingen. Maar het enige dat ik me nog van hem zou kunnen herinneren was een vaag beeld in mijn gedachten.

En verder alleen hoe hij mij naar hier,in  het ziekenhuis had gebracht. 'Hallo Emily.', zei een vriendelijke vrouw. Ze lachte naar me.

Ze had een zwarte huid, daardoor zagen haar tanden super wit. 'Hallo', antwoordde ik en ik plakte een geforceerde glimlach op mijn gezicht.

His Human sideWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu