Hoofdstuk 1

37 1 0
                                    

De regen valt zachtjes naar beneden en hamert onophoudelijk op zijn lichaam. Het is een constant iets, het ritme houdt hem in een soort trans. Om hem heen klinken de nachtelijke geluiden van de stad. Bovenal hoort hij het verkeer, de auto's, de trein. Zelfs als de meeste mensen slapen en de demonen uit hun schuilplaatsen tevoorschijn komen gaat het leven door. Hij hoort het niet, alleen het constante getik van regen dringt door tot de wereld achter zijn gesloten ogen. Een wereld gevuld met monsters die hij in zijn eigen nachtmerries verzonnen heeft en die hem straffen voor de fouten die hij in de echte wereld heeft gemaakt. Ze zijn overal om hem heen, vullen de straten onder zijn voeten.

Dan voelt hij een rilling over zijn rug lopen en langzaam opent hij zijn ogen, niet zeker wetend of hij nog steeds droomt of wakker is. Hij stapt langzaam dichter naar de afgrond voor hem en kijkt over de rand.

In plaats van monsters lopen er mensen door de straten onder zijn voeten. Mensen die hij gezworen heeft te beschermen. Mensen die soms grotere monsters zijn dan de demonen waartegen hij ze moet beschermen. Grotere monsters dan die in zijn nachtmerries. Monsters die hij niet zou kunnen bedenken en waardoor hij zeker weet dat hij niet droomt maar in de echte wereld staat. De regen blijft vallen. Zijn jas is al doorweekt, de druppels bereiken zijn huid en de kou kruipt in zijn botten. Dat is goed, dat betekent dat dit echt is.

Nu hij daar zeker van is concentreert hij zich op zichzelf, op de magie die als een kalme oceaan door zijn lichaam golft. Hij heeft slechts een beetje nodig.

In zijn denkbeeldige wereld ziet hij zichzelf op een strand staan, een uitgestrekte zee voor hem. In zijn hand heeft hij een glas. Zijn voeten zetten stap voor stap totdat hij tot zijn enkels in het water staat en hij bukt zich om zijn glas te vullen. Daarna tilt hij het glas op en schenkt het water over zijn hoofd, om precies te zijn over zijn ogen. Het water is niet warm of koud, het is zijn water tenslotte dus het is precies goed.

De kleur van zijn irissen verandert, alsof ze vollopen met bloed, zo rood worden ze. Met de verandering in oogkleur verandert ook zijn visie van de wereld. Alsof hij door een raam kijkt waarover bloed naar beneden rolt kleurt zijn wereld rood. Het doet hem niks, hij is dit gewend.

Het hele ritueel duurt een fractie van een seconde.

Zijn ogen vragen constant om nieuwe magische energie, maar wat ze nodig hebben is niks in vergelijking met wat er zich nog in zijn lichaam bevindt dus valt het te verwaarlozen. Hij laat zijn ogen over de stad glijden. Vanaf het dak van het gebouw waar hij op staat heeft hij een goed overzicht van de stad. De nacht is zijn territorium, de tijd voor de jacht, maar de lichten van de gebouwen zijn haast te fel voor zijn nu scherpere ogen. Hij moet zich concentreren om iets te kunnen zien. Zijn prooi zou hier ergens moeten zijn. Dat zegt zijn gevoel tenminste en dat heeft hem nog nooit in problemen gebracht.

Hij rukt zijn blik van de stad onder hem en kijkt omhoog, naar de donkere hemel waar hij met enkele moeite een paar sterren kan zien. Het zien van sterren is altijd moeilijk met de felle verlichting van de duizenden gebouwen van de stad, maar met wat zijn ogen nu zien wordt het niet makkelijker. Een netwerk van gekleurde linten stroomt door de lucht, elk lint bestaande uit pure magie. Ze draaien, krullen en golven door de lucht. Om elkaar, door elkaar, naast elkaar en hij zou moeite hebben om ze uit elkaar te houden ware het niet dat hij daarop geoefend heeft sinds zijn ogen voor het eerst rood bloedden. De stroming volgt zijn vaste route door de hemel. Niemand weet waar hij vandaan komt of waar hij heen gaat en de meeste mensen, ook de mensen zoals hij, kunnen hem niet eens zien. Hij is het echter gewend en zijn ogen scannen de bekende patronen routinematig. Hij ziet niets buitengewoons en even twijfelt hij. Heeft zijn gevoel het verkeerd?

Dan vangen ze iets op, iets wat hij nooit zou kunnen omschrijven aan iemand die het nog nooit gezien heeft maar iets waar hij ondertussen erg bekend mee is geraakt. Het is klein, een lijn in het patroon van magische stromen die daar niet hoort. In plaats van licht, kleurrijk en puur is het een donkere lijn. Niet mooi vloeiend maar hoekig, alsof  hij zich op hardhandige wijze tussen de andere lijnen probeert te wringen. Geen gekke gedachte, want daar komt het op neer. Hij neemt diep adem. Tijd voor de jacht om te beginnen.

ZomerregenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu