Kuro staart voor zich uit, lang had hij niet geslapen. Zijn telefoon licht op wanneer het zoveelste bericht binnenkomt, stuk voor stuk ongelezen. Hij kan wel raden wat erin staat. Oproepen om demonen te doden, mensen te redden, kort gezegd zijn plicht te vervullen. Elke andere dag zou hij opstaan en doorgaan met het leven. Doen wat hij moet doen. Vanavond zwemt zijn hoofd in een zee van herinneringen en hij staat op het punt van verdrinken.
Hij gaat rechtop zitten en kijkt naar boven, zonder zijn (bloedogen) is de lucht gewoon donker en door het licht van de stad kan hij geen enkele ster zien. Boven hem is duisternis, in zijn hoofd is het donker en het voelt alsof hij geen lucht krijgt.
In de verte hoort hij voetstappen, iemand die zijn geluk beproeft en door de donkere steegjes sluipt. Een stemmetje in hem schreeuwt dat hij op moet staan en deze persoon in de gaten moet houden. Hij blijft zitten, zijn hoofd is nog steeds ergens onder water en anders verloren in het geruis van het verkeer verderop.
Een doffe klap doet hem ontwaken, iets zegt hem dat het niet een geluid is wat hier thuishoort. Hij twijfelt, eigenlijk heeft hij niet de energie om op te staan en al helemaal niet om de opdrachten op zijn mobiel uit te voeren. Maar een bericht kan je missen, als er een demon praktisch voor zijn ogen zijn gang gaat heeft hij geen excuus.
Voor hij opstaat laat hij eerst zijn ogen rood bloeden en kijkt omhoog. In het kleurrijke patroon is de dikke zwarte lijn die wijst op een demon bijzonder goed zichtbaar en bovenal dichtbij. Het kan haast niet anders dat er een demon in de buurt is en zo te zien is het zeker geen kleintje.
Hij ademt eenmaal diep in en weer uit en springt dan overeind.
Normaal leeft hij voor de jacht, voor die kans om zijn magie te laten stromen, maar vanavond gaat het op de een of andere manier moeizaam. Rennen gaat moeilijk, alsof de bodem onder zijn voeten niet stevig is en het hem extra moeite kost om vooruit te komen. Even twijfelt hij of hij wel zou kunnen helpen wanneer hij de demon vindt, maar die gedachte zet hij snel opzij. Natuurlijk kan hij helpen, als hij het niet kan dan hebben ze een serieus probleem.
Dat is de gedachte die hij vastzet in zijn hoofd terwijl de wind in zijn oren suist, de geluiden van een gevecht met zich meedragend. Een zeer eenzijdig gevecht wat al grotendeels voorbij is wanneer hij het steegje verlaat en de grote weg opstapt.
De demon is niet verborgen, het wezen zag daar vast geen nood meer voor met een prooi in het vizier. Het is een gigantisch wezen met vlijmscherp uitziende klauwen waarmee hij iets lijkt te willen gaan slaan. Kuro kan niet zien wat, maar hij durft zijn maandsalaris erom te verwedden dat het een mens is. Dat besef dat er echt iemand in levensgevaar is lijkt de motivatie te zijn die hij nodig had, eindelijk kan hij de laatste twijfels opzij zetten en zijn werk doen. Hij verzamelt zijn magische energie terwijl hij inademt en zonder erover na te denken verschijnen zijn vleugels op zijn rug. Meestal is een verzameling van magie genoeg om de aandacht van demonen te redden, maar in dit geval lijkt de demon vastbesloten te zijn dat zijn eerste prooi de beste is. Niet heel bijzonder, maar zeker niet de normale manier van doen. Kuro ziet het als aansporing dat hij op moet schieten.
Met behulp van zijn vleugels springt hij naar voren, roept een zwaard op in zijn handen en haalt uit richting de demon. Het wezen heeft hem echter door, niet moeilijk met het licht dat vanaf zijn rug de straat overspoelt, en blokkeert zijn aanval met een van zijn sikkelvormige klauwen. Kuro bijt zijn kiezen op elkaar, niet wat hij gehoopt had maar het monster is nu tenminste afgeleid van zijn prooi. Voor het eerst ziet hij het lichaam op de grond. De jongen moet hij een flinke klap hebben gekregen want hij beweegt zich langzaam en onzeker, alsof hij elk moment het bewustzijn kan verliezen. Hij concludeert dat er geen kans is dat het slachtoffer kan vluchten en dus afhankelijk is van hem, altijd fijn.
Terwijl hij zich dit bedenkt probeert de demon nog altijd door zijn aanval heen te slaan en Kuro wordt in de verdediging gedwongen. Hij heeft helaas beide handen aan zijn zwaard nodig om het monster tegen te houden, anders had hij met zijn andere hand een tweede wapen op kunnen roepen om te gebruiken. Met elke seconde lijkt het zwaard in zijn handen zwaarder te worden en hij moet snel iets bedenken, dit heeft geen zin zo. Hij gebruikt al zijn kracht op de klauw opzij te slaan en van zijn zwaard te laten glijden terwijl hij met zijn vleugels naar achteren springt om afstand tussen hem en zijn vijand te creëren.
De demon is het daar niet mee eens, na de aanval lijkt hij zijn prooi vergeten te zijn. Misschien hoopt het Kuro te kunnen doden nu het gezien heeft dat het zwaard op afstand gehouden kan worden. Kuro heeft geen idee, maar hij is blij dat hij het slachtoffer wat tijd heeft kunnen geven. Zelf kan hij die tijd ook goed gebruiken want de demon komt op volle snelheid zijn kant op.
Dan heeft hij een idee, het is wel enigszins risicovol maar hij moet het proberen.
Met een sprong en een flinke slag met zijn vleugel bevindt hij zich buiten bereik van de demon. Zodra hij hoog genoeg is gaat hij staan, zijn voeten vinden een onzichtbaar platform wat hij van zijn eigen magie gemaakt heeft en wanneer hij staat laat hij zijn vleugels rusten en sluit hij zijn ogen. Zijn vingers vouwen om elkaar en verbinden zijn beide handen in concentratie. Hij moet opschieten, als hij dit doet verliest hij al het contact met de buitenwereld en heeft hij geen idee wat de demon doet.
In deze houding laat hij zijn bewustzijn gaan. Afgesloten van de buitenwereld is hij in staat om diep in zichzelf te graven, voorbij zijn gedachtes en herinneringen naar een plek nog veel dieper dan zijn magische oceaan.
"Hoor mij," begint hij en lange tijd gebeurt er niks. Dan hoort hij een zacht gerommel wat langzamerhand steeds luider en luider wordt tot het hem van alle kanten omringd. "Hoor mij, o engel die mij zijn krachten leent," roept hij, "geef mij de kracht om deze demon van de aardbodem te verwijderen en hem aan u te offeren als uw nederige dienaar."
Lang hoeft hij niet te wachten op antwoord, de engelen zijn altijd bereid om meer kracht te geven in ruil voor een goede maaltijd. Het is echter altijd een kwestie van hoeveel een medium aankan voor zijn lichaam bezwijkt onder de magie die hij erdoorheen stuurt. Kuro heeft toegang tot een heleboel magische energie, maar hij weet dat hij slechts een klein deel ervan tegelijk kan gebruiken zonder zijn lichaam te beschadigen. Ook nu voelt hij zijn lichaam branden met de extra energie die door zijn aderen ruist.
Wanneer hij zijn ogen opent ziet hij de lichtblauwe vonken over zijn lichaam dansen, ongeduldig wachtend tot hij ze een doel geeft. Hij moet snel handelen om de schade aan zijn eigen lichaam te beperken.
Zijn rode ogen hebben een seconde nodig om te wennen aan het licht en zijn prooi weer te vinden. Tot zijn opluchting staat het wezen nog altijd onder hem, zijn klauwen omhoog geheven en maaiende bewegingen in zijn richting makend, zijn prooi vergeten.
Met zijn doelwit duidelijk zichtbaar wacht hij geen moment langer en opent de aanval. Een enorme straal van licht brandt zijn handen vanwaar hij hem naar beneden stuurt. De demon heeft geen tijd om opzij te springen, te druk met zijn eigen klauwen om de tegenaanval te zien aankomen. Het licht slaat het wezen met een klap tegen de grond en springt dan uit elkaar, als stofdeeltjes verdwijnend in de atmosfeer. Kuro houdt de aanval nog enkele seconden vol voor hij de lichtstraal stopzet en de magische energie weg laat stromen.
Zodra hij er zeker van is dat de demon verslagen is stapt hij van zijn platform en laat hij zich met gespreide vleugels omlaag vallen. Terwijl de adrenaline samen met de magische energie wegstroomt wordt hij overvallen door pijn in zijn armen en een enorme vermoeidheid. Een blik op zijn armen vertelt hem genoeg. Ze zijn helemaal rood, hier en daar is de huid deels weg geschroeid en hij weet zeker dat hij er nog enige tijd last van hebben, zelfs als iemand het voor hem zou kunnen genezen. Een donderend geluid in zijn hoofd vertelt hem dat de engel zich tegoed doet aan de energie van de demon, dat is tenslotte waarom engelen in de eerste plaats met mediums samenwerken. Dat is ook de laatste bevestiging dat de demon dood is. Met een opgelucht gevoel haast hij zich richting het slachtoffer, zijn eigen wonden komen later wel, eerst moet hij weten hoe het met de jongen gaat.
De jongen ligt op zijn rug met zijn hoofd van Kuro afgedraaid en zijn gezicht wordt bedekt door een gordijn van lang zwart haar. Wanneer hij dichterbij komt ziet hij al snel dat de borstkas van de jongen nog rustig op en neer gaat. Hij ademt nog dus blijkbaar is hij nog in leven. Voor hij echt kan ontspannen moet hij er zeker van zijn dat er niks aan de hand is. Voorzichtig betast hij het lichaam van de jongen. Niks lijkt gebroken te zijn, maar wanneer hij bij de linkerschouder van de jongen komt kreunt hij en even denkt Kuro dat hij bij bewustzijn zal komen. Dat doet hij echter niet. Wel draait hij zijn hoofd een kwartslag waardoor zijn haar voor zijn gezicht wegvalt en voor het eerst kan Kuro het gezicht van het slachtoffer zien. Bij de eerste blik stokt zijn adem in zijn keel.
Het is een goede zestien jaar geleden sinds ze elkaar voor het laatst zagen en er is geen twijfel over mogelijk dat hij veel veranderd is, maar Kuro weet dat hij zijn jongere broertje altijd en overal zal herkennen. Daarom weet hij ook dat de jongen die nu voor hem op straat ligt Hayate is, daar is geen twijfel over mogelijk.
Met bevende vingers streelt hij de bevuilde wang van zijn broertje, alsof hij eerst moet voelen dat hij hier echt ligt voor hij iets anders kan doen. Hayates wang voelt koud aan en hoewel hij weet dat hij in leven is gaat er een golf van paniek door Kuro heen. Zijn armen trillen nog, maar toch heeft hij de kracht om het slappe lichaam van Hayate op te pakken en tegen het zijne te drukken in een omhelzing. De brandwonden op zijn armen schreeuwen in protest maar dat negeert hij. Voor hij het doorheeft stromen de tranen over zijn wangen.
Enkele minuten blijft hij zo zitten, het besef dat hij zijn verloren familie teruggevonden heeft lijkt maar niet binnen te kunnen komen en hij vermoedt dat het nog wel enige tijd zal duren voor dat wel zal lukken. Een intens gevoel van geluk danst door zijn borstkas en hij zou willen dat dit moment nog langer zou duren, maar dat kan niet. Dit moment is niet perfect, Hayate ligt bewusteloos in zijn armen en hij is vies en koud. Zijn kleren zien eruit alsof ze al dagen niet gewassen zijn en Kuro weet vrijwel zeker dat zijn broertje al enele dagen op straat doorgebracht heeft.
Langzaam laat hij Hayate los, niet helemaal, maar zodat hij ruimte heeft om dingen te doen. Zijn ogen vallen op een wond op zijn hand, iets wat hij eerder gemist had omdat de wond eruitzag alsof hij al enkele dagen oud was. Het is duidelijk dat ze allebei hulp nodig hebben. Met zijn gewonde armen is er geen kans dat hij Hayate zelf zal kunnen tillen, niet nu zijn broertje volwassen is. Toch twijfelt hij om zijn ouders te bellen, elk gesprek kan afgeluisterd worden en als de afgelopen zestien jaar hem iets geleerd hebben dan is het dat de raad niet wil dat zijn familie herenigd wordt. Toch heeft hij hulp nodig.
Hij kijkt eens om zich heen en dan vallen zijn ogen op het demonenlijk wat opgeruimd zal moeten worden. Het brengt hem op een idee. Hij pakt zijn telefoon en met enig zoekwerk vindt hij het nummer van de schoonmaakploeg waar hij recent mee gewerkt heeft en waarvan hij de leider bijzonder goed kent. Het duurt even voor de telefoon overgaat maar dan hoort hij de norse stem van Jay vragen wie hem belt. "Jay, het is Kuro. Ja, die Kuro. Luister," hij moet goed zijn woorden kiezen want als iemand doorheeft wat er aan de hand is zal hij Hayate sowieso weer verkiezen. Aan de andere kant moet hij Jay ervan overtuigen dat het dringend is. "Jay, ik heb nieuw bewijs gevonden en hierbij heropen ik de zaak." Dat heeft het gewenste effect, Jay klinkt behoorlijk verbaast en Kuro weet zeker dat hij zijn volledige aandacht heeft. "Ja, ik heropen de zaak en ik heb je hulp nodig. Ik stuur je zometeen mijn locatie en ik wil dat je direct komt. Ik heb werk voor je."
JE LEEST
Zomerregen
FantasyWes heeft eindelijk zijn droom kunnen vervullen, hij mag aan de slag bij het bureau van paranormale zaken wat betekent dat hij eindelijk zijn steentje kan bijdragen in de strijd tegen de demonen. Helaas valt dat vies tegen. Het daadwerkelijke vechte...