Inleiding

571 13 5
                                    

In een reusachtig kasteel zit een meisje aan een prachtig houten bureau. Haar weelderige lokken vallen zachtjes over haar schouders terwijl ze geconcentreerd naar het perkament voor haar staart. Het zachte licht dat door de hoge ramen naar binnen stroomt, werpt een warme gloed over haar gezicht, terwijl ze omringd wordt door de stille eeuwenoude stenen muren en het fluisteren van vergeten verhalen. Haar houding straalt vastberadenheid uit, haar blik vol van een eeuwige nieuwsgierigheid, alsof ze een avontuur tegemoet treedt dat haar diepste verlangens zal vervullen.
                                                        
Di is mijn favoriete plek in het kasteel, waar ik het liefst dag en nacht door breng.                                         
Het kasteel waar ik in woon is reusachtig. Een typisch middeleeuws gebouw. Het is bijna net zo groot als het totale eiland. Maar het heeft ook andere kanten die zich verborgen houden voor het daglicht. Het is duister en gevaarlijk. Er zijn gangen en kamers in het kasteel die nog niet ontdekt zijn. Het kasteel was niet altijd zo, toen mijn moeder er nog was, was het prachtig. Mijn vader Leonardo is een belangrijke man in de scheepsvaart. Een man van zaken... een man met weinig liefde voor zijn dochter. Hij heeft donkere ogen, die hem een gewelddadige uitstraling geven.  Mijn moeder Katharina van der Zuiden heb ik nooit gekend, ze overleed aan scheurbuik toen ik nog maar net geboren was.  Ze was een rijke vorstin en half prinses.  Door haar dochter te zijn ben ik van adel, word ik benoemt met Miss van der Zuiden en mag ik de naam prinses dragen.  Mijn naam, Crystal, draagt de betekenis van "dochter van de zee" met zich mee, een naam die mijn moeder zorgvuldig voor mij heeft gekozen. Voor mij voelt het alsof mijn naam een voorafschaduwing is van mijn bestemming, een belofte van wat nog komen gaat. Het is alsof mijn naam fluistert over de uitgestrekte horizon, beladen met beloften van vrijheid en avontuur die op mij wachten.                                                                         
Katharina was een prachtige vrouw, mijn vader praat nooit meer over haar. Ze had lichtgevend blond haar en blauwe ogen. Ze droeg altijd prachtige sieraden, die rinkelende om haar hals. Dat is dan wat ik me inbeeld als ik naar het schilderij van haar kijk in mijn kamer.
Ik voel aan de hanger om mijn nek. Het stenen bedeltje glijd door mijn vingers. Ik lijk op haar. Ik lijk niet op mijn vader dus het moet haar zijn. Ik kijk in de spiegel dat voor mijn bureau hangt. Ik zie een meisje met lang lichtblond haar, met een lichte slag erin. Donkere lippen en lichtgevende bruine ogen. Ik heb een smal gezicht en brede kaaklijnen. Ik lijk op haar het kan niet anders. Ik heb Katharina nooit gekend maar alsnog doet haar dood mij elke dag pijn. De pijn om op dit eiland opgesloten te zitten. Opgesloten bij mijn vader. Opgesloten in een kasteel als een prinses. De mensen die hier werken zijn wel aardig maar het is niet wat ik zoek. Ik zoek avontuur en liefde. Liefde... iets wat ik nog nooit gekend heb. Iets waar naar ik verlang. Ik blader door een boek over een mythe. Een mythe waarvan ik meer wil weten. Een mythe waar mijn naam vandaan komt.

Piraten

A pirate's taleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu