5 De onthulling

259 8 0
                                    

Enkele seconden is het doodstil terwijl ik mijn adem inhoud. "Je bent gewaarschuwd," klinkt mijn vader zijn stem scherp, alsof zijn woorden gesneden zijn uit staal. Hij spreekt niet tegen mij, maar het voelt alsof de waarschuwing rechtstreeks naar mijn hart gaat. Zijn stem vervaagt, en ik weet dat de kust veilig is. Een zucht van opluchting ontsnapt mijn lippen.

Na enige tijd in de beschutting van de slaapruimte kom ik voorzichtig tevoorschijn. De vloer trilt zachtjes onder mijn voeten. Het vreemde gevoel laat me even aarzelen, maar al snel sluip ik naar het dek. De bemanning is druk in de weer, niemand merkt me op. Voor me ligt de haven, plotseling zo ver weg dat hij haast onwerkelijk lijkt. Daar verdwijnt het eiland waar ik ben opgegroeid, de plek die mijn hele wereld was, alsof er niets anders bestond. Het voelde altijd alsof ik gevangen zat, omsloten door de eindeloze horizon van water, zonder de mogelijkheid om verder te kijken dan de kusten die ik zo goed kende.

"We varen," fluister ik tegen mezelf, terwijl de wereld om me heen lijkt stil te staan. Elke ademhaling voel ik scherp, bewust, alsof de zee me iets nieuws en magisch biedt. De oneindige, schitterende wateren omarmen me, en ik voel me klein maar levend, overweldigd door de kracht van de oceaan.

Mijn moment van verwondering wordt ruw verstoord. Dreigende schepen verschijnen aan de horizon, vanuit de haven die ik net ontvlucht ben. Zwarte vlaggen, bedrukt met een rood doorstreepte piratenschedel, wapperen in de wind. Het zijn de schepen van mijn vader. Bemanningsleden staren er gespannen naar tot de kapitein schreeuwt:

"Aan het werk, snel!"

In de hectiek grijp ik een touw om de zeilen te helpen hijsen. Het ruwe touw glijdt bijna uit mijn handen, maar een bemanningslid schiet te hulp. "Dank je," mompel ik, terwijl ik mijn hoed dieper over mijn gezicht trek.

Tegen de tijd dat de zeilen gehesen zijn, is de nacht gevallen. De bemanningsleden trekken zich terug naar hun slaapruimtes, maar ik blijf op het dek, starend naar de sterren die helder schitteren in de donkere lucht. De volle maan werpt een zilveren gloed over de kalme zee. Het is adembenemend. Mijn vingers omsluiten de reling, terwijl ik geniet van de stilte.

Achter me verschijnt de schaduw van de kapitein. "Mooi, nietwaar?" vraagt hij zacht.

Ik knik, zonder woorden.

De magie van het moment wordt plotseling doorbroken wanneer we een donkere gedaante in de verte zien naderen. "Wat is dat?" vraag ik gespannen.

De kapitein fronst en roept de bemanningsleden die op wacht staan. Een oudere man strompelt naar voren met een verrekijker. De stilte is ondraaglijk.

"Wat is het?" dring ik opnieuw aan.

De oude man laat de verrekijker zakken, zijn gezicht lijkbleek. "Black Man," fluistert hij angstig. De weinige bemanningsleden op het dek wisselen gespannen blikken uit, terwijl de naam als een fluistering van angst langs hen heen glijdt. Van mond tot mond wordt hij doorgegeven, steeds zachter, alsof het uitspreken ervan al een gevaar in zich draagt.

Een ijskoude rilling trekt door mijn ruggengraat. Het duistere schip komt dichterbij.

"MAAK IEDEREEN WAKKER! LICHTEN UIT!" brult de kapitein.

Ik sta versteend van schrik, tot Marchel me een duw geeft. Snel blaas ik de fakkels uit. In complete duisternis staan we dicht op elkaar, de spanning voelbaar in de lucht. Het vijandelijke schip lijkt weg te draaien.

"Gaat hij weg?" fluistert een jonge jongen hoopvol, terwijl hij richting de reling loopt.

Maar dan, zonder waarschuwing, barst de hel los. Kogels vliegen over het dek. Ik duik naar de grond, mijn handen beschermen instinctief mijn hoofd. Geschreeuw vult de lucht terwijl iedereen dekking zoekt. Ons schip is weerloos, geladen met goederen en zonder wapens. Een kogel slaat mijn hoed van mijn hoofd. Ik ren erachteraan, maar als ik bij de reling kom, zie ik hem al drijven op het water. Verbijsterd kijk ik op en schrik hevig. Een enorm zwart schip staat stil voor me, zijn zeilen donkerder dan de nacht. In het midden staat een man, gehuld in zwart, met ogen die moordlust uitstralen en een huiveringwekkend bleke huid. Om hem heen wervelen donkere wolken. Hij staart me recht aan. En dan, net zo plotseling als hij verscheen, verdwijnt hij weer.
Verstijfd van angst en verbazing sta ik daar, tot ik van achteren gegrepen word en een zak over mijn hoofd getrokken krijg.

De tijd verstrijkt traag als in een nachtmerrie. Wanneer de zak eindelijk van mijn hoofd wordt gehaald, schijnt het licht van de opkomende zon op mijn gezicht. Woest sla ik om mij heen, terwijl ik aan beide armen stevig word vastgehouden. Wanneer mijn ogen aan het licht wekend zijn, wordt het voor mij duidelijk waar ik mij bevind. Om me heen staan bemanningsleden in een kring, hun ogen vol afkeuring op mij gericht.
De menigte slaat bij het zien van mijn gezicht om in pure chaos.
"Een vrouw aan boord!"
"HEKS!"
"Ze heeft ons vervloekt!"

Vol ontzet bekijk ik de bemanningsleden stuk voor stuk aan. De kapitein komt op uit de menigte en stapt op mij af.
"Ik had geen keus," stamelde ik, mijn stem bibberig. "Ik moest weg, ik had geen andere optie."
Zijn ogen verraden begrip, maar hij draait zich toch naar de bemanning. "Wat moeten we met haar doen?" vraagt hij streng.
"OVERBOORD!" klinkt het woest van alle kanten.
"Nee, alsjeblieft," smeek ik. "Laat me niet gaan, alstublieft."
De kapitein blijft even stil. "We zetten haar af bij de volgende haven," zegt hij uiteindelijk, en verdwijnt.
Gerust adem ik uit. "Dank je."
Maar tot mijn verbijstering begint de bemanning te lachen. Verward kijk ik ze aan.
"Bij de haven," grinnikt Marchel. "Niet *in* de haven."
De realisatie slaat in als een mokerslag. Ze zijn erger dan piraten, denk ik woedend.
In mijn bemanningskleren sta ik op de rand van het schip. Voor me doemt een donkere, verlaten haven op.
"Verder dan dit gaan we niet," zegt de kapitein terwijl hij een gebaar maakt naar de stuurman.
Ik draai me om, mijn blik gericht op de spookachtige haven. "Is dit wel de juiste haven?" vraag ik met een vleugje wanhoop.
De bemanningsleden lachen spottend. "We zeiden toch niet welke haven?"
Mijn boosheid stijgt. Ik sluit mijn ogen en laat me met een kille plons in het water vallen.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Sep 16 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

A pirate's taleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu