Hoofdstuk 1: Lotte

48 6 1
                                    

De tranen, die over mijn wangen hebben gelopen, stollen als rustige wateren in de winter. Een ongemakkelijk gevoel kruipt over mijn lichaam, mijn dagdromen verjaagd, als de nachtmerries van een peuter. Gefocust luister ik naar de sussende woorden van Noa, Yara toewerpend. Het voelde alsof de grond uiteengereten werd en mijn lichaam naar beneden worp, om zo de mogelijke pijn te voorkomen. De pijn van het missen, weggevaagd. De pijn van het vallen, eindeloos. Zo eindeloos dat de pijnen te vergelijken zijn. Net als mijn benen tot bedaren zijn gekomen en ik de moed heb verzameld om op hun af te stappen, verlies ik mijn evenwicht. Twee armen trekken mijn lichaam naar achteren. Onhandig kijk ik op. 'Ryan..' zucht ik. Gebroken als een klein meisje, zak ik in zijn armen. Ryan sust me en prevelt geruststellende woordjes in mijn oor, waardoor ik ook kalmeer. Meteen trek ik mijn gezicht weer in de plooi en kijk emotieloos voor me uit. 'Hoe gaat het met je?' Ongelovig kijk ik Ryan aan.
'Meen je dit nou?' zeg ik zacht, maar hard genoeg voor Ryan.
'Hoe bedoel je?'
'Ik ben net mijn vriendin verloren, Ryan!' gil ik panisch en worstel met alle krachten die in mijn macht liggen tegen de brandende tranen, die door mijn ogen vloeien. Ryan staart me vol medelijden aan. 'Ik bedoelde het goed, Lotte.'
'Ja, inderdaad. Iedereen bedoelt alles altijd goed. God bedoelt het goed, en daarom is mijn beste vriendin nu verdronken!' gil ik in Ryans gezicht. Ryan kijkt me verbouwereerd aan. Geschrokken stop ik met praten en staar naar de normaal gesproken blauwe hemel. De tranen forceren hun weg en druppelen, als een regenbui over mijn wangen. 'Ik ben er voor je, Lotte.. Dat je het weet.' Ik knik gevoelloos, wis de tranen van mijn wangen en been zonder gedag te zeggen richting de ravenzwarte poort. Zijn grote, ijzeren stangen, met de afgebladderde verf, bevangt de aarde in schaduw. Een mysterieuze jongen, met ravenszwarte haren, die perfect aansluiten bij de poort, leunt tegen een hekje. Zodra zijn gezicht zich omdraait, voel ik een elektrice stroom door mijn lichaam snijden. Angstig probeer ik langs hem heen te glippen en loop met gebogen schouders naar mijn fiets. Sanne was de enige die wist van mijn thuissituatie. Ze had me op de lopende baan advies gegeven over wat het beste was om te doen. Helaas heb ik dat advies nu niet meer, nu heb ik niemand meer. Sanne, vermoord door de grote woeste golven van de oceaan, die haar lichaam binnendrong en haar van ons wegtrok. Van het leven beroofd. Ik richt me op, naar de lucht, de grauwe lucht. Bijpassend. Niet? 
'Lotte!' een stem trekt me terug uit mijn gedachtestroom. 'Lotte!'
Negerend probeer ik de stem buiten te sluiten en concentreer me op het bos dat voor me uitgestrekt ligt. De donkere bomen, met hun duistere bladeren, nemen me makkelijk in zich op. De schaduw omvat me en stroomt langs mijn lichaam, wat de zenuwen doet opspelen. Onderussen in het gaan regenen, maar de ergernis die me eerder zou hebben aangevallen.. Verdwijnt. Eén ding blijft aan me knagen. Eén ding die absoluut zeker is.. Yara zal boeten voor wat ze Sanne heeft aangedaan. Gebogen, mezelf beschermend tegen de rukkende wind. De druppels regen, druppen op mijn leren jasje. Mijn hakken blijven steken in de dikke lagen modder op het pad. Drukkend tegen mijn hak en vasthoudend, plakkend. 

Ik sta stil. Stil voor mijn huis. Stil voor het huis dat me mijn jeugd lang achtervolgt heeft. Het huis waar ik in ben opgevoed, waar alles gebeurd is. Waar mijn leven begonnen is. Het raam aan de voorzijde, op die kamer ben ik geboren. Mijn eerste stoten zuurstof, die mijn kleine, tengere lichaampje naarbinnen zoog, vervulde mijn lichaam van leven. De tranen branden opnieuw achter mijn oogkassen, maar mijn ogen vechten tegen de vloeistof, die proberen naar buiten te komen. Gebroken was mijn moeder, toen mijn vader het leven verliet. Zijn laatste adem bliezen een paar woorden naar me toe. Ik kan me zijn stem nog herinneren. Zwoel, een vleugje humor, altijd vrolijk en zacht, bezorgd. Zijn stem klonk me als muziek in de oren. "Lief klein konijn. Ik hou van jou." En vanaf dat moment brak ik. Heel mijn leven nam een wending. Ik moest ineens zorgen voor mijn kleine zusje Lizzy, en mijn moeder. Ik nam haar taak in ons gezin over. Een zware taak, vervuld door een onwetende puber? Gebroken, uitgeput, verslagen.. Alsof de donder elke avond door het huis zwierf en mijn ruggengraat openscheurde, me in de brand stak en mijn lichaam langzaam begon te vernietigen. Het was een sprong in eht diepe. Het licht in de woonkamer is aan. De lamp schijnt door het naar beneden gerolde gordijn heen en laat contouren achter op het natte gesteente. 'Ga je niet naar binnen?' de stem van mijn buurman trekt me uit gedachten. Een aardige man, een getinte huid, een regenjas, krullend donkerbruin haar en een gezicht vol lachrimpels. Ik glimlach ongemakkelijk en doe een stapje achteruit. Mijn been raakt het hek, waardoor mijn gezicht betrekt van de mijn. Een korte grimas. 'Ja, dat ging ik al,' mompel ik. Alles behalve een bekentenis. 'Oké,' antwoord hij. Ik heb gods zegen. Gelukkig vraagt hij niet door, wat voor mij een gelukkige daad is. Ik been naar de voordeur, gap mijn sleutelbos uit mijn jaszak en steek hem in het slot. 'Dag meneer,' zeg ik netjes en neem mezelf weg uit zijn gezelschap. Ik kijk nog één keer, hij zwaait en verdwijnt dan uit mijn gezichtsveld. Ik sla mijn jas van mijn schouders en neem de eerste trede. Hopelijk hoort niemand me vertrekken naar mijn kamer. 'Oh, daar zul je haar hebben!' hoor ik uit de woonkamer komen. Een hopeloos gevoel trekt door heel mijn lichaam en snijdt in mijn huidppervlak. Het doet me pijn. De pijn die ik liever niet wens. 'Kom even, Lotte!' roept de bekende stem van mijn moeder. Ze klinkt niet als haarzelf. 'Lotte!' dringt ze aan. Zuchtend laat ik me meeslepen door haar stem. Heel even dan. Dan mag je dadelijk gewoon lekker slapen. Zodra ik de woonkamer binnenkom, tref ik mijn moeder aan. Liggend op de bank, op haar gezicht een vage glimlach geplakt, haar hoofd ligt in het schoot van een andere persoon. Ik gun mezelf kort de tijd om uit te zoeken wie de personen zijn. Met mijn moeder, zitten er drie mensen in de woonkamer. Op de tafel ligt een constructie van ik wil niet weten, en eromheen een aantal lege, en halfvolle flessen drank. 'Dat is dus mijn dochter, Lotje,' vertelt mijn moeder poeslief. Bianca, een geweldige en sterke vrouw, alleen ernstig afhandelijk van mijn vader geweest. Sinds zijn dood heeft ze niet eens meer de puf gehad eten te kopen, nieuwe kleren te kopen, te werken. Ze vergaat langzaam.

'Mama, mag ik alsjeblieft naar boven?' vraag ik langzaam, bang om haar boos te maken. De man in wiens schoot haar hoofd ligt glimlacht. Creepy. Zijn donekrbruine haren, met grijze bakkebaarden en gerimpelde gezich, staat lustvol, hebberig en nonchalant. Mensenkennis. 'Hou oud was ze ook alweer dat je zei?' vraagt diezelfde man. Waarop mijn  moeder antwoord: 'Zestien, mijn dochter is zestien.' De aandacht die ik nodig had, heb ik niet gekregen. 'Waar is Lizzy?' probeer ik prevelend. Mijn moeder antwoord niet en lacht de longen uit haar lijf. Met tranen in mijn ogen spurt in naar de hal, gooi mijn jas in een hoek en ren huilend de trap op. De tranen verlaten mijn ogen, dit keer zonder stopbord, of grens. Gebroken huil ik op mijn bureau, mijn bed en in mijn kussen.. Ik huil mezelf in slaap, hopend op morgen een betere dag, waarvan ik de gebeurtenissen alweer kan forceren. Ik had elke dag nieuwe hoop gehad, helaas zonder enig succes.

Zonder jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu