Hoofdstuk 6: Yara

30 5 1
                                    

Ik ben er achter wat er in me zit. Wat mijn borstkas openscheurt en aan de rafelige randen knaagt. Wat mijn hart uit mijn ribbenkast rukt en het net zo lang samenknijpt tot het huilt. 

Het is een beest. Een monster met afschuwelijk klauwen en vlijmscherpe tanden. Het grauwt naar me als ik 's ochtends wakker wordt. Het gromt naar me als ik de dag probeer door te komen en het brult naar me als ik 's avonds weer ga slapen. Het verscheurt mijn hart, mijn lichaam, mijn leven. 

Het verscheurt mij. 

Ik denk dat ik weet hoe het monster heet. Schuld. Het is schuld, wat iedere dag door mijn lichaam raast. Volgens mijn moeder moet het elke dag minder worden, maar het wordt alleen maar erger en erger. 

Schuld wortelt zich in mijn lichaam en neemt langzaam mijn hele ik over. Het neemt bezit van me en leidt mijn leven. Schuld neemt mijn beslissingen. Schuld voert mijn acties uit. Schuld zorgt ervoor dat ik als een robot leef. Dat ik overdag niets meer voel. Dat ik nauwelijks nog op iemand reageer. 

Schuld zorgt er ook voor dat ik 's avonds breek. Hij klauwt dan door mijn borst naar buiten en gilt naar me. Net zo lang tot mijn oren tuiten, mijn schedel uit elkaar barst. Net zo lang tot ik breek. Dan huil ik in mijn kussen tot die doorweekt is. Ik huil tot mijn wangen schrijnen en mijn ogen pijn doen. Ik huil tot mijn tranen op zijn en dan val ik uitgeput in slaap. 

Heel even voel ik rust en dan komt de droom. Sanne schreeuwt dat het mijn schuld is dat ze dood is. Lotte krijst dat ik naar haar had moeten luisteren. Sanne's ouders kijken huilend op me neer. Noa fluistert dat ze me haat en Kevin kijkt me alleen maar aan. De blik in zijn ogen is nog het ergst van allemaal. Zijn ogen staan zo radeloos. Zo vol van verdriet. 

En ik weet dat ze gelijk hebben. 

Het ís mijn schuld.

Het ís mijn fout.

En ik kan het niet meer terugdraaien. Nooit meer.

Ik overleef dit niet...

'Yara, een vier...' mevrouw Noort leest de cijfers voor van het laatste Nederlands proefwerk. Alweer een onvoldoende. Mijn negende op rij.

'en Lotte een negen.'

Zelfs nu haalt Lotte nog goede cijfers. Mijn blik dwaalt naar de stoel naast me. Hij is leeg. Lotte zit aan de andere kant van de klas met Noa. Verder wil er niemand naast me zitten. Verlangend kijk ik naar Lotte's bruine haar. Het zit in een paardenstaart gebonden bovenop haar hoofd. Ze sluit me buiten. Al twee weken lang.

Twee weken... 

Het is twee weken geleden sinds Sanne's begrafenis. Sinds het afscheid. Tweeënhalve week lang heb ik haar al moeten missen. En elke dag ik het nog even onverdraaglijk. Elke dag lang kan ik het niet laten om vijf minuten te wachten bij de brug in de hoop dat ze toch aan komt fietsen. Elke avond bel ik naar haar mobiel om haar stem te horen.

'Heyhey! Sanne hier! Zoals je merkt neem ik nu even niet op. Laat een berichtje achter en ik bel je terug. Liefs!'

Ik krijg altijd de voicemail, maar het is Sanne. Soms bel ik wel drie keer op een avond. Haar stem horen verzacht de pijn in mijn borst een beetje, alleen is het daarna drie keer zo erg, maar ik heb het er voor over.

'Yara, let je ook even op?' Ik kijk verschrikt op van mijn Nederlandsboek. 

'Ja, sorry,' mompel ik. Mevrouw Noort probeert me streng aan te kijken, maar ik zie de meelijdende blik in haar ogen. Ik probeer me op de zinnen op het bord te concentreren, maar de letters dansen in een wilde tango over het bord. Ik heb zin om te huilen, maar ik verbied het mezelf. 

Niet nu, Yara, mompel ik zachtjes tegen mezelf. Niet nu. 

Toch voel ik tranen achter mijn ogen branden. Ik steek mijn hand op en vraag verstikt of ik even naar de wc mag. Voor mevrouw Noort antwoord heeft gegeven, storm ik het lokaal al uit. Ik sprint door de gangen naar de dichtsbijzijnde toilet. Een traan ontsnapt en glijdt over mijn wang naar beneden. Ik duik een wc-hokje in en ga snikkend op de bril zitten. 

Twee weken en nog steeds kan ik een meer vol janken. Een zee vullen.

Wanneer de wc-deur opengaat, trek ik mijn voeten op de bril. Ik leg mijn hoofd op mijn knieën om mijn gesnik te dempen. Ik luister naar het geruis van de kraan. Daarna bewegen de voetstappen zich terug naar de deur. Ik veeg de tranen zo goed mogelijk van mijn wangen en glip het hokje uit. 

Ik draai de kraan open en laat het koude water over mijn handpalmen stromen. Het kalmeert me een beetje. 

'Yara?'

Ik schrik me dood van de stem achter me. Niet zozeer van de stem, maar van het feit dat het een jongensstem is. Met en ruk draai ik me om. 

'Kevin?' stoot ik uit. Kevin glimlacht schaapachtig. 'Ik zag je huilen,' zegt hij met een scheve glimlach. Zijn donkerblauwe ogen staan geamuseerd. Mijn adem stokt in mijn keel. 

'Ik eh... Ja, ik...' Mijn stem sterft weg. 

'Ik wilde even weten of alles goed met je was.'

'Ja,' zeg ik snel. 'Ja, prima.'

'Oké. Gelukkig.' Er valt een ongemakkelijke stilte waarin ik naar mijn schoenen kijk en Kevin naar mij kijkt. Ik voel zijn ogen op mijn gezicht branden. Een warm gevoel kruipt vanuit mijn buik naar mijn wangen. 

'Dan eh... Dan ga ik maar weer.'

Ik kijk snel op en knik. Kevin zwaait onbeholpen en verlaat dan de wc. Ik draai me weer om naar de wasbakken. Mijn ogen ontmoeten mijn spiegelbeeld. Ik zie er nogal verwilderd uit. Ik veeg zorgvuldig en vlekken mascara van mijn wangen, fatsoeneer mijn haar en spat wat water in mijn gezicht. Ik haal een paar keer diep adem en voel mijn hartslag langzaam vertragen. 

Hoe the hell ga ik deze dag overleven.

Ik laat me tegenover mijn moeder op een stoel vallen en laat mijn hoofd op tafel vallen.

'Yara?' vraagt ze.

Grom.

'Gaat het goed, lieverd?'

Grom.

'Yara?'

Grom.

'Yara.'

Ik kreun en kijk op. 'Wat,' reageer ik chagrijnig. Mijn moeder heeft een spottende glimlach om haar lippen. Haar fel blauwe ogen nemen me nauwkeurig op. 'Alles goed?'

'Nee!' kreun ik. 'Het lukt niet mam.' Mijn ogen vullen zich weer met tranen. 

Mam zucht. 'Je moet haar loslaten, Yara. Ga leuke dingen doen met je vriendinnen. Je moet je verdriet verwerken, lieverd, niet opsluiten.

'Hallo?' galmt het opeens door het eens. 'De kapitein is thuis!'

Ik kijk mijn moeder met grote ogen aan. 'Je hebt helemaal niks gezegd!' gil ik. Ik spring zo snel op dat mijn stoel achterover valt. 

'PAPA!' schreeuw ik blij terwijl ik door de huiskamer naar de hal stuif. Mijn vader staat lachend in de deuropening. Zijn haar is net iets donkerder blond dan de mijne. Zijn bruine ogen schitteren. Ik sla mijn armen om mijn vader heen. Hij tilt me op en drukt me stevig tegen zich aan. Ik begraaf mijn gezicht in zijn vest en snuif zijn geur op.

Voor het eerst in dagen voel ik een vleugje vreugde.

Zonder jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu