Hoofdstuk 3

70 3 1
                                    

Om me heen liggen allemaal kinderen, de een nog jonger dan de ander. Ik laat mijn blik glijden over alles wat zich in de kamer bevindt. Ik zie dat ze er net zo slecht aan toe zijn als ik ben. De jongen links van me heeft een blauw oog en bloedkorsten op zijn hoofd. En dan zie ik het meisje dat rechts van me ligt. Haar prachtige gezicht zit onder het bloed, ik raak in paniek, maar dan zie ik dat het gelukkig maar uit een snee komt. Haar ogen zijn gesloten en een traan glijdt langs haar wang en druipt vanaf haar dunne lippen naar haar kin. Waarschijnlijk merkt ze mijn aanwezigheid op, want ze opent haar ogen. Ze schrikt, maar als ze ziet dat ik van haar leeftijd ben, glimlacht ze naar me. 'Waar zijn we?'. 'En hoe ben ik hier gekomen?', vraag ik. Ze verwachtte mijn vragenvuur niet, maar toch antwoordt ze. 'Ik heb geen idee, maar ik weet wel dat we hier zo snel mogelijk weg moeten gaan.' 'Dat gevoel heb ik ook ja.' 'Hoe heet je eigenlijk?', vraagt ze. 'Ik heet Olivia, en jij?', antwoord ik glimlachend. 'Ik ben Nina.'

NinaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu