Hoofdstuk 8 - een fotoalbum

366 16 0
                                    

Dokter Henderson haalde de laatste infuus uit mijn arm. ‘Heb je nog ergens pijn?’

 ‘Nee, helemaal niet dokter,’

 ‘Vreemd,’ mompelde de dokter, ‘de morfine zou al een dag uitgewerkt moeten zijn,’

Bedoelde de dokter nu dat ik normaal gezien nog pijn lijden ofzo?! In wat voor een ziekenhuis willen ze dat de patiënt pijn lijdt? Dokter Henderson liep richting de deur en vroeg: ‘Meneer Donnegon, kan ik u nog eventjes spreken op de gang?’

Waar ging dat nu in hemelsnaam over gaan? Was er iets ernstigs met mij aan de hand? Ik was toch niet verlamd ofzo omdat ik geen pijn voelde. Ik probeerde mijn tenen te strekken.

Oef, niets aan de hand, dacht ik, ze werken nog naar behoren. Wat kon er dan aan de hand zijn? Ik hield me zo stil mogelijk, in de hoop iets op te vangen van het gesprek op de gang.

Ik kon zelfs het volledige gesprek verstaan!

Dokter Henderson zei: ‘Dit zijn zeer opmerkelijke resultaten meneer Donnegon, normaal duurt het maanden voordat iemand van zo’n val hersteld is, met haar letsels zou ze verlamd moeten zijn en nu is er bijna niets meer van te zien. Uw dochter mag met uw toestemming het ziekenhuis vanavond al verlaten, er moet alleen nog een onderzoek ter controle uitgevoerd worden. Dit is echt zeer uitzonderlijk meneer, eigenlijk heb ik dit in mijn hele carrière nog nooit meegemaakt,’ 

 ‘Dat is fantastisch nieuws dokter! Ik ga het haar meteen vertellen! Papa’s stem stroomde over van de blijdschap, hij zei de dokter nog snel gedag en stormde mijn kamer binnen.  ‘Dag meneer,’ mompelde de dokter hem nog na.

 ‘Yinn, je mag naar huis! Hoe geweldig is dat niet? Godzijdank, volgens de dokter heb je niet blijvends opgelopen, …’ papa’s woorden bleven maar komen.

 ‘Wowwow, rustig pa, vergeet geen adem te halen hé,’ zei ik lachend.

 ‘Tuurlijk lieverd’ en hij gaf me een grote knuffel.

Home, sweet home. Ik had nooit gedacht dat ik zo blij zou zijn met mijn eigen bed. Ik had maar 4 dagen in het ziekenhuis gelegen, maar voor mij leken het maanden.

Thuis kon ik nauwelijks 5 seconden stilzitten, tenzij ik verdrietig was natuurlijk. Dit was dus echt de hel geweest! 4 volledige dagen platte rust.

Pfff… ik haatte het, het enige positieve aan die paar dagen platte rust was dat ik veel tijd had gehad om na te denken.

Ookal dacht ik maar over 1 iets na, wat was er in het tuinhuisje gebeurd?! Al 1001 mogelijke verklaringen had ik bedacht, maar geen enkele leek logisch. Ofwel… misschien had ik..

Plots schoot me iets te binnen. Ik had het kistje niet meer gezien sinds de explosie! Ik sprong uit mijn bed en liep regelrecht naar het tuinhuisje.

Paniekerig keek ik in het rond, alle glasscherven waren opgeruimd, het raam was zelfs al vervangen.

Kortom, er was geen spoor van en explosie meer te zien. Shit, waar kon het kistje zijn? dacht ik. Elke vierkante centimeter van ons huis kamde ik uit. Ik moest en zou het kistje vinden. 3 uur later gaf ik het op.

Het was nergens te bekennen, zelf niet in papa’s bureaulade (daar stopt hij alle spullen die hij van me afneemt). Ik had echt op elke mogelijke plek/verstopplek gekeken. Ik was vanalles tegengekomen, spinnen, een vuile rat en een oud (geheim!) fotoalbum.

Papa was supertrots op zijn foto’s. Hij bekeek ze supervaak. Meestal moest ik dan verplicht meekijken en bij elke foto vertelde hij steeds weer hetzelfde verhaal.

Alleen… dit album herkende ik niet.

Hij wou het verborgen houden (het zat onderaan een stapel boeken) en ik weet niet waarom. Dus besloot ik het fotoalbum mee te smokkelen naar mijn kamer. Morgen zou ik hem wel bekijken. Ik was doodop en had gewoon geen zin meer om foto’s te bekijken.

Het kistje had ik misschien wel niet gevonden, maar het album was toch al een begin.

My own wayWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu