Proloog

196 12 1
                                    

Een ijzige kou gleed over het landschap. Kittens waren dicht tegen hun moeders aangedrukt en oudsten kropen dicht bij elkaar voor warmte.
Vier katten zaten bij elkaar, druk met elkaar overleggend.
'Bloemster, we kunnen niet terug gaan. De andere Clans zullen ons uitlachen en wegsturen.' Zei een rode kater. Zijn gifgroene ogen schenen nog griezeliger dan normaal.
'Ik ben het eens meg Gifstaart. En ik denk dat jij ook naar hem moet luisteren. Hij is tenslotte je medicijnkat.' Sprak een kleine rode kater. Zijn snorharen hadden kleine waterdruppels op zich gekregen.
Een lapjespoes keek de andere drie katten twijfelend aan.
'Wat denk jij Adderstroom?' Ze keek een rode poes aan.
Adderstroom boog haar kop lichtjes. 'Ik ben het met Gifstaart en Sluwsnor eens. We mogen niet terug gaan.'
De lapjespoes zuchtte verslagen. 'Okè, ik vertrouw in jullie inzicht.' Kwam er uiteindelijk uit.
De drie andere katten keken elkaar met veelbelovende blikken aan. Voordat ze weer naar de lapjespoes keken.
'Bedankt Bloemster.'

Opeens schoten er drie katten uit de bosjes. 'Nee! We moeten terug!' Riep een grijze leerling. Zijn helderblauwe ogen schoten van Gifstaart naar Bloemster.
'De Clans hebben de dassen verjaagd! We kunnen weer terug!' Riep een bruine kater.
En een grijze poes bleef stil en stond aan de zijkant.

Gifstaart gromde en keek naar Bloemster. Hij escorteerde de poes snel weg.
Adderstroom en Sluwsnor keken de drie andere katten woest aan. 'Houd je mond, of wij gaan dat doen.'
Ze ontblootte hun nagels en sprongen op de drie katten af.
Ze belandden op de bruine kater. Die was hevig aan het tegenstribbelen.
Adderstroom hield hem vast en Sluwsnor beet in zijn keel. Zijn vlijmscherpe tanden maakten hem al snel dood.
De grijze leerling stond verstijfd van schrik toe te kijken. Terwijl de overgebleven poes beschermend voor hem ging staan.
Door die actie werd zij vervolgens aangevallen. Maar de poes hield stand. Ze sloeg de katten steeds weg als ze in de buurt wouden komen.
Ze had niet voor niets de naam Ratklauw gekregen. Haar klauwen waren vlijmscherp en meestal omringt door een laag modder.
De grijze kater keek nog steeds geschokt naar het dode lichaam van de bruine kat.
Zijn mentor lag daar, dood, op de grond.
De grijze leerling werd weer naar de realiteit gegooid, Ratklauw duwde hem weg. 'Vlucht! Vlucht naar de Clans en waarschuw ze!' Schreeuwde ze voordat ze op de grond werd gedrukt door Adderstroom. De rode commandant leek het bericht van Ratklauw niet te horen.

De grijze leerling dacht niet meer na en begon te rennen. Hij rende zo hard hij kon. Hij keek nog voor een laatste keer achter zich en zag dat Ratklauw ook was ontsnapt. Op haar flank liep wel een wond.

Veel tijd om zich daar zorgen om te maken had de grijze leerling niet. Hij moest nu denken aan rennen. Het leek wel alsof hij van de WindClan was. Zo snel rende hij.

De bomen van de SchaduwClan waren al in zicht. Maar voordat hij de grens bereikte viel hij neer. Zijn ogen dicht van vermoeidheid.
Daardoor kon hij niet de geur van dode dassen ruiken.
Of de geur van naaldbomen.
En hij kon zeker niet realiseren dat hij naast de grens lag, verwond, op de grond.

Oh nee.

WarriorCats: Leven en DoodWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu