Hoofdstuk 2

115 8 8
                                    

Roospoot keek toe hoe Egelpoot zichzelf ophees en naar de prooihoop liep.
Katten keken hem stil aan. Sommigen leken woedend, zoals Varengrot en Wezelvacht, de ouders van Crèmepoot.
Sommigen keken Egelpoot ongemakkelijk aan, zoals Madeliefwind en Bloesemklauw. Die wisten niet goed wat ze moesten denken van het hele dassen gebeuren.
En natuurlijk waren er katten die medelijden met hem hadden. Nevelstaart en Nachtroos bij voorbeeld.
Maar de bruine kater leek niets te merken. Zijn blauwe ogen stonden emotieloos.
Roospoot wist zelf niet goed wat ze moest denken. Schaduwtand, haar vader, was omgekomen in het gevecht met de dassen.

'Hij kan er niets aan doen.' Een grote zwarte kater nam plaats naast Roospoot.
'Ik weet het, maar Schaduwtand, mijn vader, is gewoon. Je weet wel.' Roospoot voelde zich weer slapjes in haar poten.
Zwartstorm zuchtte. 'Hij heeft het zien gebeuren, hij is je broer en hij heeft jouw steun nodig.' Zei Zwartstorm kort.

Roospoot draaide met haar oren. 'Zo heb ik er niet over nagedacht.' Gaf ze toe.
Ze keek beter naar Egelpoot. Schaduwen zorgden dat de bruine kater bijna niet te zien was.
Roospoot stond op en zette een stap richting Egelpoot. Meteen sprong Roospoot weer terug.
Het is zo koud! Roospoot had het eerst niet door omdat ze naast Zwartstorm zat, of tenminste dicht bij. De zwarte kater was zacht en warm.
Roospoot schudde zich even uit en stapte de kou weer in.

'Egelpoot?' Roospoot nam plaats voor Egelpoot.
Egelpoot antwoordde niet en staarde naar zijn poten.
Roospoot liet zichzelf zakken zodat ze in Egelpoot zijn blauwe ogen kon kijken.
Egelpoot keek haar even kort aan. Zijn ogen spraken voor zich. Ze stonden vol met pijn, angst, verwarring en alles daar tussen in.
Meteen schoot Roospoot weer omhoog. 'Egelpoot, hoe, ik, het spijt me!'
Roospoot drukte zich tegen haar broer aan. Ze had met één blik al een deel van zijn pijn kunnen mee maken, het was verschrikkelijk.

Egelpoot zette een stap weg van Roospoot, zijn vacht opgezet. 'Nee, het is mijn schuld.' Mompelde hij half in zichzelf.
Roospoot kantelde haar kop scheef. 'Wat bedoel je?'
Egelpoot schudde zijn kop heen en weer, de uitdrukking op zijn gezicht was schuldig. 'Ik heb samen met Crèmepoot de dassen aangevallen. Als we dat niet deden was iedereen nu nog hier.'
Roospoot voelde de medelijden die ze voor Egelpoot voelde weg ebben. Dus het is zijn schuld! Roospoot duwde haar klauwen in de vochtige aarde. Ze keek hulpzoekend naar Zwartstorm, de zwarte kater keek ook naar het gesprek.
'Je bent toch niet boos op me?' Mauwde Egelpoot. Zijn stem was zacht en brak bijna. Roospoot slikte moeilijk. Wat moet ik doen! 'Roospoot!' Zwartstorm zijn zware stem galmde door de lucht. 'We moeten verder gaan met trainen!' Roospoot wist niet hoe snel ze op moest staan. 'Sorry, Zwartstorm roept en ja...' ze wachtte niet op antwoord af. Ze liep zo snel mogelijk naar Zwartstorm.
Roospoot keek nog één keer achterom en zag dat Nachtroos naar haar zoon liep. Roospoot was blij met haar moeder, zij wist vast hoe ze Egelpoot blij moest maken. Roospoot kon het niet. De pijn die ze voelde zorgde dat ze Egelpoot niet kon aankijken.

'Dat ging goed.' Merkte de zwarte kater droog op.
Roospoot trok met haar oren. Ze keek op naar Zwartstorm en haar poten voelden opeens heel slap. De zwarte kater leek voor een moment op Schaduwtand. Meteen keek Roospoot weer weg, haar ogen gefocust op de grond.
'Je mag vandaag iets doen wat je wilt.' Zei Zwartstorm. Hij stond stil naast Roospoot. Roospoot schudde haar kop en begroef haar neus in zijn warme, zachte vacht. 'Nee, ik wil gewoon training vandaag.' Ik heb afleiding nodig.

Zwartstorm fronste, maar knikte wel. 'Goed.' Mompelde hij. Hij stak zijn staart in de lucht. 'Zoek naar Tijm, bij de RivierClan grens kan je vast wel wat vinden.'
Roospoot zuchtte opgelucht. Ze wist dat er Tijm te vinden was bij de grens van de RivierClan en de grens van de DonderClan, maar Roospoot zou liever niet een kans hebben om Adriaan weer te zien.
De gloednieuwe DonderClan medicijnkat leerling had een niet al te goede geschiedenis met Roospoot. Ze hadden gevochten, Crèmepoot had haar gered. Crèmepoot. Roospoot voelde een steek van verdriet door haar heen gaan. Ze was niet een super goede vriend van haar, maar Roospoot vond praten met de enthausiaste poes altijd wel leuk. Maar dat kan niet meer.
Ze keek nog een laatste keer naar Egelpoot voordat ze het kamp uitliep.

Roospoot liep naar de RivierClan grens. Haar ogen zoekend naar tijm.
Opeens vulde de geur van vis haar neus. Bah! Wat smerig! Roospoot trok haar neus op in afschuw.
Heeft de RivierClan eindelijk weer de grens markeringen ververst?
Maar wat Roospoot rook kwam van maar één richting afkomstig. En de geur strekte zich zeker niet over de hele grens.
Verbaast keek Roospoot over de grens heen.

Daar! In het gras! Roospoot keek beter. In het gras voor haar lag een donker grijze kat. Zijn ogen gesloten, hij haalde onregelmatig adem.
Roospoot fronste. Wat doet die nou weer? Vroeg ze zichzelf af.
Had de RivierClan besloten dat naast het niet verversen van de grenzen, of het op komen dagen van de vergaderingen. Op die ene kat na dan. Ook besloten dat ze hun krijgers niet in hun kamp wouden?
Ze haalde haar schouders op. Niet mijn probleem.
Opeens merkte Roospoot dat de grijze kat gewond was. De geur van bloed zorgde dat Roospoot een zure smaak in haar mond kreeg.

Ze fronste. 'Ik moet hem helpen.' Mompelde ze tegen zichzelf. Ze sprong over de grens heen en keek naar de toestand van de donkergrijze kater. En wat ze zag was niet goed. Zijn verwondingen waren niet zichtbaar geweest aan haar kant van de grens. Maar nu Roospoot dichtbij was, zag ze dat de donkergrijze kater te gewond was.
'Oké, naar-vis-stinkende kat, jij moet worden verplaatst naar het SchaduwClan kamp.' Zei ze tegen niemand in het bijzonder.

'Roospoot?!' Een hoge stem maakte Roospoot schrikken. Piepstaart stond aan de SchaduwClan kant van de grens. Haar ogen op de donkergrijze kat, die de naam vis-stinkende kat had gekregen, gefocust.
Naast Piepstaart stonden Madeliefwind en Brulvacht.
Roospoot keek naar de donkergrijze kater en rolde met haar ogen. 'Hij is gewond en moet naar het kamp worden gebracht.' Legde ze uit.

'Wat? Waarom?' Bromde Brulvacht vragend. Zijn niet al te snuggere ogen verraadde de spanning die hij voelde.
Roospoot rolde met haar ogen, maar voordat ze kon antwoorden sprak Piepstaart op.
'Trek het woord van de medicijnkat niet in twijfel, ookal is ze nog maar een leerling. Ze heeft vast een goede reden.'
En de lenige bruine poes sprong de grens over. Ze pakte vis-stinkende kat op en keek naar Roospoot.
Roospoot fronste, maar legde vis-stinkende kat wel op de rug van Piepstaart.
'Je gaat hem redden, toch?' Mompelde Piepstaart bezorgt.

En voor een keer was Roospoot haar verdriet vergeten. 'Natuurlijk.'

WarriorCats: Leven en DoodWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu