Alle lichten zijn uit, iedereen ligt te slapen en over het kampterrein hangt stilte en rust. De deur gaat langzaam open. Iemand sluipt door de kamer heen. Ik voel een hand op mijn schouder. Verward draai ik om en open mijn ogen. "Kom zo even naar de eetzaal.", fluistert de persoon. Pas als hij weer bij de deur is zie ik wie het is: Luuk. Niet wetend waarom ik moet komen, maar ook heel nieuwsgierig, loop ik naar de eetzaal. Daar staat Luuk te wachten. "Waarom moest ik komen?", vraag ik. "Ik was benieuwd hoe het met je enkel was.", vraagt hij alsof het heel normaal is iemand daarvoor wakker te maken. "Het is dat je het nu zegt, maar anders was ik het alweer vergeten. Het doet geen pijn meer."
"Mooi.'' We staan ongemakkelijk voor elkaar, niemand zegt iets, maar ook gaan we beide niet weg. We blijven staan en kijken naar elkaar. Jezus, hij is echt heel knap. "Ik... eh... ik ga weer terug naar bed.", zeg ik dan uiteindelijk en draai me om. "Nee wacht!", zegt Luuk schor. "Ga mee naar buiten." "Naar buiten?" "Ja.", glimlacht hij. Ik twijfel even maar loop dan naar de deur en hij volgt me. Ik voel de warmte van zijn lichaam, zo dichtbij is hij.
Buiten gaan we op een berg aan de rand van het grote grasveld zitten. Die middag hebben we hier met z'n alle nog gevoetbald en nu zit ik hier alleen met Luuk. Het is half juni en de warmte van de zonnige dag hangt nog in de lucht. "Hoe vond je het vandaag?", vraagt Luuk. "Leuk, van mijn enkel was een beetje jammer. Maar de rest was erg gezellig." "En je team?" Ik kijk hem niet-begrijpend aan. "Hoe vind je het team? Pas je er een beetje tussen?" Nee, wil ik zeggen. Want zo is het, de meiden zijn veel anders dan dat ik ben en ze betrekken me er niet goed bij, ze vinden me aardig, maar meer ook niet. Ik ben met niemand echt vrienden en de rest allemaal wel, zij zijn een grote vriendengroep. "Ja, het is een leuk team. Hele aardige meiden. Nog wel wennen natuurlijk, maar dat komt helemaal goed.", glimlach ik. "Vertrouw je mij?", vraagt Luuk, er is geen glimlachje op zijn gezicht te spotten. Hij kijkt me bijna boos aan. "Ja." "Waarom vertel je me de waarheid dan niet? Bang dat ik er iets van zeg? Dat doe ik niet hoor." Hij lijkt wel teleurgesteld in me. Ik voel dat ik rood word, mijn wangen gloeien. "Je hebt gelijk. Ik pas niet in dit team. Ze zijn een grote, hechte vriendengroep. Daar kan ik niet tussenkomen." "Zijn ze wel aardig voor je? Want dat is wel belangrijk," "Ja dat wel."
"Wat vind je van mij?", vraagt hij. Ik schrik. Wat wil hij dat ik zeg? Ik twijfel of ik hem moet vertellen dat ik hem leuk vind. "Wat vind je van mij als trainer bedoel ik hè. Je mag best zeggen dat ik slechte trainingen geef." "Nee! Nee zeker niet. Je geeft goede trainingen, echt waar. Ik heb al zoveel geleerd in zo'n korte tijd. Ik ga elke week met veel zin naar je trainingen.", antwoord ik, 'maar dat is niet alleen door je trainingen hoor, vooral door jou' wil ik nog toevoegen maar ik houd me in. "En wat vind..." "Wat vind je van mij? Als speler dan hè?", ontbreek ik zijn volgende vraag. "Je bent een goede doorzetter, op het begin was je namelijk enorm slecht." "En bedankt!", zeg ik en ik sla hem zachtjes op zijn bovenarm. "Maar nu een goede, sportieve speler en heel aardig, wilde ik zeggen, maar aardig neem ik weer terug.", grijnst hij. Zijn lach is betoverend. Hij geeft me een speelse duw tegen mijn schouder. Ik laat mezelf omvallen, alsof hij me een harde duw gaf. "Ik duwde niet eens hard.", lacht hij. "Jawel, je duwde héél hard.", zeg ik sarcastisch. Luuk laat zich achterovervallen in het gras. "Jammer dat het zo bewolkt is, anders hadden we sterren kunnen kijken.", zegt hij weer serieus. "Ja inderdaad, sterren kunnen zo geweldig zijn. Maar nu is er niet veel te zien." Als ik dat heb gezegd, kijken we elkaar aan, alsof we allebei dachten: 'ik kan geen sterren zien, maar wel jou'. Er zit nog geen halve meter tussen onze gezichten. Beide zeggen we niks, het enige wat te horen is, is de wind die zachtjes door de bomen waait. Ik kijk naar zijn mooie, heldere ogen. Even doet hij hetzelfde en kijkt dan naar mijn lippen. Hij komt dichter naar me toe en drukt zijn lippen teder tegen die van mij. Ik geniet van zijn liefdevolle aanraking en wordt vanbinnen helemaal warm. Maar al snel trekt hij zich weer terug bij het horen van een stem. "Hallo? Hallo is daar iemand?", klinkt een harde, verwarde stem vanaf het kampgebouw.
"Ja, Patrick. Ik ben hier, Luuk. Ik kom eraan!", roept Luuk terug, hij staat op en loopt naar het gebouw. Patrick is een oude man die al lang meegaat op kamp. Hij is een soort opa van de voetbalvereniging. Zelf voetbalt hij niet meer, maar hij komt bij alle wedstrijden kijken. Het is een hele vriendelijke, slimme man, maar hij wordt steeds vergeetachtiger en angstiger. Ik hou me schuil achter de berg en hoor Luuk tegen Patrick praten. "Ik ben vergeten de deur af te sluiten, zo stom! En toen keek ik naar buiten en zag ik jou. Wat doe je buiten jongen?", vraagt Patrick bezorgd. "Ik werd wakker en voelde me ziek. Heel misselijk en hoofdpijn. Dus ik ben buiten even een luchtje gaan scheppen.", liegt Luuk, maar hij klinkt heel geloofwaardig. "Ga maar weer slapen, Patrick. Ik sluit zo wel af.", zegt Luuk lief en Patrick knikt vermoeid en draait zich om. Luuk komt weer terug naar mij. "Je hebt hem goed gerustgesteld.", glimlach ik. Nu kunnen we weer ongestoord verder, denk ik. "Het is voor ons ook tijd om te gaan slapen. Loop jij alvast naar binnen, dan kom ik zo, sluit ik af en ziet niemand ons samen.", zegt Luuk kortaf. "Maar...", protesteer ik. "Vera. Ga. Nu." Verdrietig en verward om zijn plotselinge boosheid, loop ik weer terug naar het kampgebouw. Ik kijk nog een keer om, maar hij kijkt niet eens naar me. Hij voelt weer als mijn trainer en niet als de jongen die mij net heeft gezoend. Zachtjes doe ik de deur van de slaapkamer open, hij kraakt maar niemand hoort het, iedereen ligt in een diepe slaap. Eenmaal in bed kan ik niet stoppen met glimlachen. Luuk heeft me wakker gemaakt, midden in de nacht, we hebben buiten gezeten en hij heeft mij gezoend. Hij zoende mij! Het is te bizar voor woorden.
JE LEEST
Te mooi om waar te zijn
RomanceVera gaat een weekendje op kamp met haar voetbalteam. Wat heel leuk zou kunnen zijn, maar Vera mag haar teamgenoten niet zo. Toch gebeurt er iets wat alles goed maakt. Het is geweldig en ongelooflijk leuk. Is het allemaal te mooi om waar te zijn? He...