Deel 1 Hoofdstuk 7 ~ De Trap

13 1 0
                                    

Geschrokken schoot ik wakker. Ik kon me alles nog herinneren van voor alles zwart werd. Maar veel lichter was het nu ook niet. Het was donker in de ruimte waar ik wakker in werd. Donker, maar nog net licht genoeg om de muren om me heen te zien. Als er licht in de ruimte zou vallen zouden ze waarschijnlijk wit zijn, maar nu leken ze een donkergrijze kleur te hebben. Het waren tegels. Grote, rechthoekige tegels. Mijn eerste reactie was om de ruimte te doorzoeken en dat was ook precies wat ik deed. Iedere tegel checken op doorgangen openingen en deurtjes. Maar niets wilde gevonden worden. Het zoeken leek uren te duren tot ik bij de op drie na laatste tegel kwam. Ik was zo gefocust op de muurtegels dat ik niet merkte dat een van de tegels op de grond ietwat omhoog stond. Ik stootte mijn teen er hard tegenaan en, de tegel schoot er net zo hard vanaf.
"Godverdomme! Kut tegel!" Riep ik eerst nog uit.
Daarna zag ik pas dat de tegel eraf was gevallen. Ik liet me gelijk op mijn knieën op de harde tegels vallen. Onder de tegel was een verstop ruimte. Het was niet diep, misschien diep genoeg om een persoon te passen. Ik graaide met mijn hand in het gat en vind alleen drie papiertjes. Op alle papiertjes stond wat gekrast in hanenpoten. De eerste las je krijgt geen eten en drinken tot je jezelf hieruit krijgt. De tweede las  we geven je een aanwijzing en een tijd van 3 uur succes. En de derde las 2 I 5    4 -- 7. Een gevoel van paniek begon me langzaam te bekruipen. Ik had waarschijnlijk al een uur van mijn tijd verspilt aan het vinden van deze stomme aanwijzing.  En wat ze nou eigenlijk dat ik ging doen. Ik besloot de aanwijzing nog een paar keer te lezen. Steeds sneller las ik het door. Ik probeerde mijn brein te laten werken, maar het leek niet te werken. Ik haalde een hand door mijn haar. Ik las het op zijn kop, zijwaarts.  Niets leek te helpen. Ik kon ook niet veel. Het enige wat er in deze kamer was, waren papiertjes, ik en tegelmuren. De tegels. 2 I 5     4 -- 7. Het moest met de tegels te maken hebben. Tweede rij misschien. Maar van welke kant. En dan de vijftiende tegel. Was het horizontaal of verticaal? Ik kwam er niet uit en besloot naar de tweede cijfercombinatie te kijken. 4 -- 7. Vierde rij, horizontaal dacht ik door de horizontale lijn tussen de 4 en de 7. En toen kwam het binnen. De  I tussen de 2 en de 5 was geen 1, het was een verticale lijn. Tweede rij verticaal, vijfde tegel. Maar op welke muren? Ik probeerde maar gewoon wat. Het moest een van de mogelijkheden zijn. En zoveel waren het er nou ook weer niet. Ik probeerde alle mogelijke  combinaties van de muren. Uiteindelijk probeerde ik de vloer met de linkermouw en toen leek het werken. De vloer kwam langzaam in beweging met een zwaar metaalachtig gekraak. De tegels verschoven en leken wel een trap te vormen aar beneden. De trap werd steeds langer en langer. Na een tijdje kon ik de bodem niet meer zien. De oorverdovende kraak ging ogen door. Totdat het ineens stil viel. Ik keek voorzichtig naar beneden. Ik vertrouwde het niet. Maar het was de enige uitweg die ik me kon bedenken. Ik besloot het eerste papiertje dat ik had gevonden naar beneden te gooien om te zien wat er zou gebeuren. Maar er gebeurde niets. En toch vertrouwde ik het niet. Het leek gewoon niet goed. Mijn instinct nam het voortouw en ik begon de overig mogelijke muurcombinaties af te maken. Bij de laatste zette ik mijn hand op de desbetreffende tegel, niets meer verwachtend. Toen de weer begon te kraken. Hij draaide een kwartslag. Heel langzaam en gestaag maar hij draaide. Mijn onrust over de trap begon nu beter te voelen en toen de trap tot stilstand kwam zette ik voorzichtig een teen op de eerste traptree. Stukje bij beetje verschoof ik mijn gewicht van de voet die op de veilige vloer stond, naar de voet die op de smalle traptree stond. Nu begon ik de afdaling. Ik had geen andere mogelijkheid meer. Geen andere aanwijzingen alleen een trap. Een hele, hele lange trap. Het leek wel een uur te duren om naar beneden te komen. De trap leek oneindig. Maar na een lange te af te dalen zag ik nu nu toch echt wel echt wel een vloer in zicht komen. Een vloer van dezelfde tegels als de kamer erboven. Maar deze tegels waren wit, en dat betekend dat er licht is. Maar ik moest nog een stukje om daar überhaupt te komen. Na een tijdje was het zover. De witte vloer was binnen handbereik. Ik zette een laatste brandende stap naar beneden en keek snel rond. Deze kamer was niet donker, hij was verlicht. De muren waren inderdaad wit. Drie muren waren wit in ieder geval. De laatste muur was van glas. Achter het glas zaten kinderen van mijn leeftijd.  Zestien of zeventien schatte ik ze. Het waren allemaal jongens. Een van de jongens herkende ik. Ik wist niet meer waarvan, maar hij leek mij ook te herkennen. Want zodra ik beneden was keek hij op. Hij leek verrast en blij te zijn. Hij stond op en rende naar de deur. Opeens schoot me een naam te binnen. Ben.

I seeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu