36

610 19 4
                                    

'We moeten echt even naar de Eerste Hulp', Joëls moeder bekijkt het gapende gat in haar achterhoofd terwijl hij met de zaklamp bij schijnt, 'ik kan het niet goed zien en ik denk dat het gehecht moet worden'. 'Nee, het gaat wel', ze probeert overeind te komen, maar trekt wit weg. 'An!', voor haar benen het begeven laat hij zich op de grond vallen en trekt hij haar dicht tegen zich aan. 'Blijf nou gewoon even zitten', hij drukt zijn lippen zachtjes in haar nek. 'Ik wil niet naar het ziekenhuis', mompelt ze. Hij kijkt zijn moeder even smekend aan. De vrouw schudt subtiel haar hoofd. 'Het kan niet anders, lief', hij wrijft over haar armen, 'het moet gehecht worden'. Hij merkt dat ze weer onrustig adem begint te halen. 'Ik weet dat je niet wilt, lieverd', hij wiegt haar sussend heen en weer, 'en ik begrijp het, echt. Maar ik blijf bij je. Er gebeurt je niets'. Ze heeft een hekel aan het ziekenhuis en dat is best logisch ook, als je bedenkt wat er allemaal is gebeurd. Haar moeder is er overleden. Ze heeft er een zelfmoordpoging ondernomen. Ze is er ontvoerd door Robert. Ze is er heen gebracht toen ze na haar moeders crematie een miskraam kreeg. En dat is nog maar anderhalve maand geleden. 'Ik ben bang', fluistert ze. 'Dat snap ik, maar dat hoeft niet. Het komt goed, Anna. Waarschijnlijk hoeven ze het alleen maar te hechten en mag je dan weer naar huis'. Ze knijpt hard in zijn handen en kijkt naar de vrouw die gehurkt voor haar zit, 'moet het echt, Marjolein?'. Ze knikt meelijdend, 'maar het komt goed, lieverd', ze glimlacht bemoedigend.

Terwijl zijn moeder een rolstoel haalt, gaat hij wat door zijn knieën zodat hij haar aan kan kijken. 'Gaat het nog?', hij knijpt zachtjes in haar been. 'Het gaat prima', knikt ze. 'Het komt goed, hè', hij drukt zijn lippen op de hare en steekt dan zijn hand uit om haar uit de auto, in de rolstoel te helpen. 'Ik duw wel', zijn moeder knikt naar het meisje en een tweede hint heeft hij niet nodig. Hij pakt haar hand stevig vast en zo betreden ze het ziekenhuis. Hij probeert haar gerust te stellen door met zijn duim figuurtjes te maken op haar huid, maar merkt dat ze enorm gespannen is. 'Ben je daar nou alweer?', het is dezelfde kleine gezette arts die haar polsen zo'n twee maanden geleden heeft gehecht. Ze merkt hoe haar hele lichaam verlamt raakt van angst. Ze heeft dit weggedrukt. De herinnering diep begraven. Ze perst haar lippen stevig op elkaar, voelt de paniek door haar lichaam jagen. Ze herkende hem meteen. Zijn stem bezorgt haar kippenvel. Door hem ging alles weer fout. Net toen ze veilig was. Hij heeft Robert haar kamer ingelaten. Hij heeft zich laten omkopen door die klootzak. Hij heeft geld ontvangen zodat Robert haar mee kon nemen en misbruiken. 'En nog net zo gezellig', hij knipoogt naar Joels moeder, 'leuk hè, die pubers'. De vrouw trekt haar wenkbrauw op. 'Wat mankeert er dit keer?', hij knielt voor haar neer en wil haar gezicht een stukje optillen door zijn vingers onder haar kin te leggen. 'Nee! Stop!', wild probeert ze uit de rolstoel op te staan. Haar schouder komt stevig in botsing met de zijne en met een smak komt ze op het koude zeil van het ziekenhuis terecht. 'Och, jeetje', hij wil haar overeind helpen, maar ze kruipt snel weg. 'Laat haar met rust', Joël beukt hem aan de kant en ontfermt zich over het meisje. 'Echt waar, de jeugd van tegenwoordig', hij schudt zijn hoofd en kijkt verwachtingsvol naar Marjolein. 'Mam', geschrokken kijkt hij om, 'haar lippen zijn blauw'. Opnieuw wordt de dokter aan de kant geduwd, maar dit keer door de volwassen vrouw. 'Ga maar snel iemand halen', drukt ze haar zoon op het hart, 'want deze knurftenkop is waardeloos'.

'Joe?', ze wordt wakker van een zacht gestreel over haar arm. 'Ik ben het, lieverd', ze knijpt zachtjes in haar hand, 'Joël is even naar huis'. 'Eva?', ze herkent de stem uit duizenden. 'Ja', ze glimlacht flauwtjes, ze is enorm bezorgd om het meisje. Voorzichtig opent ze haar ogen. 'Jeetje, meis', Eva streelt een losse pluk haar achter haar oor, 'wat is er gebeurd?'. Ze haalt haar schouders op. 'Waarom lig ik in het ziekenhuis?', ze gaat een stukje verder overeind zitten. 'Je bent op je hoofd gevallen', 'ja dat weet ik, maar daarvoor hoef ik toch niet in het ziekenhuis te liggen', zucht ze. 'Je bent flauw gevallen omdat je aan het hyperventileren was. Ze willen je gewoon even observeren', ze streelt zachtjes met haar duim over haar wang. Ze wendt haar blik af. 'Hé', ze kan de bezorgdheid in Eva's stem horen, 'praat met me, Anna'. Het meisje bijt op haar lip. 'Alsjeblieft', als hun ogen elkaar ontmoeten breekt ze. 'Kom', ze neemt de tiener in haar armen. 'Ik kan het niet meer, Eva', snikt ze tegen haar schouder, 'ik ben zo moe'. Ze drukt het meisje nog iets steviger tegen zich aan en probeert haar eigen tranen te verbijten. 'Het wordt beter, lieverd', ze legt haar hand op haar achterhoofd en fluistert in haar oor, 'het is verschrikkelijk nu. En de pijn is ondraaglijk, maar het wordt beter, echt waar'. 'Ik doe iedereen pijn, ik wil het niet meer, Eva', ze slikt. Ze vindt het moeilijk om de wanhoop in de stem van het meisje te horen. 'Ssssh, het is oké', ze drukt kusjes op haar hoofd, 'je doet niemand pijn, Anna. We houden van je'. 'Nee, stop', het meisje probeert zich van haar af te drukken, 'niet zeggen'. 'Liefje', ze gaat wat naar achter zitten en neemt haar handen stevig vast, 'kijk me eens aan'. De tiener heeft moeite om tot zichzelf te komen, maar vindt uiteindelijk de kracht om de vrouw tegenover zich aan te kijken. 'Ik hou van je', ze kijkt haar doordringend aan. Als ze haar blik wil afwenden, legt ze zacht, doch dwingend, haar vinger onder haar kin. 'Ik hou van je, Anna', ze houdt haar gezicht vast en streelt zachtjes haar wang, 'Joël houdt van je. Wolfs houdt van je. Lisa houdt van je. Joëls ouders en zus houden van je'. De tranen blijven gestaag over haar wangen rollen. 'En Gijs houdt misschien nog wel het allermeest van je', grinnikt ze, 'er gaat geen dag voorbij dat hij niet minstens 10 keer naar je vraagt'. Er verschijnt een kleine glimlach om Anna's mond. 'Echt, lieverd', ze slikt en slaat haar ogen ten hemel, 'geloof me alsjeblieft als ik zeg dat er enorm veel mensen zijn die van je houden'. De vrouwen kijken elkaar een poosje in stilte aan. 'Ik geloof je, Eva', voorzichtig veegt ze een ontsnapte traan van het gezicht van de rechercheur, 'ik hou ook van jullie. Van jou'.

Niet echt tevreden met dit maar ik heb het vet druk en moest het er in een uurtje uithammen... denk dan ook dat ik dit verhaal binnenkort ga beëindigen en me ga concentreren op Incompleet en een vervolg daarop (of op sterretjes 🤔)

OnzichtbaarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu