Hoofdstuk 6.

116 4 0
                                    

Rafaël.

'Mooie bal, Raf, iets beter vrij staan de volgende keer!' Riep meneer de Meulder, onze coach van het basketbalteam me na tijdens de training, en ik scoorde tijdens de oefenwedstrijd. We stonden nu gelijk, en dat was voor iedereen een opluchting. Sam stond schuin tegenover me, en hij had ervoor gezorgd dat ik kon scoren. We waren altijd al een goed team geweest. Onze coach vloot driftig op zijn geliefde fluitje, en we hadden nog maar een paar minuten te gaan. De bal kwam weer naar mij toe, maar ik was niet gefocust. Ik had al de hele wedstrijd last van mijn knie en onderbeen, maar ik dacht dat het wel meeviel. Nu voelde ik een steek die ik probeerde te negeren. Mensen riepen mijn naam en de bal kwam dichterbij. Ik voelde iets tegen mijn hoofd aankomen, en met een dreun viel ik op de grond. Alles werd toen zwart.

Dat is het laatste wat ik me kan herinneren. Ik word wakker op dezelfde plek, nog steeds op de  harde grond. Als ik mijn ogen open en omhoog probeer te komen voel ik een zware hoofdpijn en ga ik meteen weer liggen. Mijn been lijkt gevoelloos als ik die probeer te bewegen, maar verder gaat het wel. De nare gedachte die al de hele dag aan me vastgeplakt lijkt te zitten gaat door mijn hoofd, maar ik laat hem net zo snel weer gaan als dat hij gekomen is. Het zal vast wel meevallen.

Net als ik mijn schoenen aan doe in de kleedkamer komt Sam binnen.
'Gast, wat gebeurde daar nou?' Hij pakt zijn fles water en neemt er een grote slok uit. Ik denk na. Zal ik het vertellen? Zal ik hem vertellen wat voor gekke gedachte er al de hele dag door mijn hoofd gaat?
'Het was niks, gewoon een spier verrekt denk ik.' Pas als de woorden mijn mond verlaten bedenk ik hoe ongeloofwaardig dit wel niet moet klinken. Sam weet over mijn verleden. Waarom houdt ik het dat toch nog verborgen? Een zucht verlaat mijn mond als ik een tevergeefse poging doe om op te staan. Als ik omhoog kijk kijkt Sam met een frons naar mijn been. Ik zucht opnieuw.
'Ik denk dat het terug is.' De woorden zijn zo zacht dat ik mezelf bijna niet versta. Het klinkt als een soort fluistering in mijn oor. Het geschokte gezicht van Sam vertelt me dat hij het wel degelijk heeft gehoord. De woorden klinken zo echt dat het bijna waarheid lijkt als ik het heb uitgesproken. Ik laat mijn hoofd in mijn handen zakken. Dit is niet wat ik wil. Dit kan niet. Dit mag niet. Niet weer opnieuw. 'Klote man.' Sam gaat naast me zitten en slaat me broederlijk op mijn rug. 'Maar we komen er uit, dat weet ik zeker.' Ik blijf zitten waar ik zit. Klote, dat is het zeker. Maar of ik er deze keer wel uit kom, daar ben ik niet zo zeker van.

Als ik thuis ben werp ik een blik op de klok. De wijzers geven een tijd van half 6 aan. De regen tikt op de ramen. Ook al ben ik met de bus naar huis gegaan en heb ik mijn fiets laten staan, toch is alles wat ik aan heb helemaal doorweekt, op mijn sokken na dan. Snel trek ik iets droogs aan en ga ik languit op de bank liggen als ik beneden ben. Met de laptop op mijn schoot, Netflix aan en de regen luid tikkend op de achtergrond val ik in een diepe en droomloze slaap.

Het is zes uur 's ochtends. Ik probeer al een halfuur lang krampachtig terug te keren naar dromenland, maar het lukt niet. Opstaan dan maar. Als ik rechtop ga zitten voel ik me alles behalve fris en fruitig. Ik zwaai mijn benen uit bed en sta op om mijn haar te inspecteren in de spiegel. Helaas wordt ik er met deze beweging aan herinnerd wat er gisteren is gebeurd, en dat de stekende pijn in mijn been nog niet is verdwenen. Ik heb behoefte aan koffie. Heel veel koffie. Beneden is het muisstil. Dat kan ook niet anders, als je op een zaterdagochtend om 6 uur beneden op blote voeten in de keuken
staat.
'Ook al wakker?' Ik spring nog net niet omhoog. 'Ik schrik me echt dood mam, wat doe jij hier?     'Het is zes uur, waarom lig jij niet te slapen?' Mijn moeder kijkt geamuseerd toe hoe ik met de hete beker koffie in de keuken sta. 'Waarom lig jij niet te slapen?' kaats ik terug. Ze haalt haar schouders op.     'Ik kon niet meer slapen, maar ik had niet verwacht dat jij al wakker zou zijn.' 'Koffie dan maar?' vraag ik, lachend.

Echte liefde kent geen grenzenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu