7 ~ De getuige

16 2 0
                                    

"Vertel nog eens meneer, wat heeft u precies gezien?"
"Daar bij die lantaarnpaal, er rende iemand tegenaan, zweefde ineens door de lucht en verdween!"

De agent schreef alles op in zijn kleine notitieboekje terwijl hij met zijn hoofd schudde. Hij dacht dat deze man gek was geworden. Deze agent was jong en net een week geleden aangesteld tot assistent van zijn rechercheur. Toen hij had opgeschreven wat de man zei keek hij niet op, maar liep naar zijn mede agenten.

"Ik meen het, ik ben niet gek. Ik zag het allemaal gebeuren toen ik binnen rustig televisie zat te kijken met een kop koffie.", zei de oude man die achter de agent aan was gelopen. De agent stopte en draaide zich langzaam op. Hij rolde met zijn ogen en zei; "Luister meneer, ik schrijf het allemaal op en we gaan het onderzoeken. Ik stel voor dat u even gaat zitten. Maak u niet druk."

De oude man bleef stilstaan, nadenkend over de tip van de agent, met zijn duim en wijsvinger tegen zijn kin aan wrijvend. Op een gegeven moment draaide hij zich om. Hij had besloten het voorstel van de agent op te volgen en liep naar het bankje in zijn voortuin om er op te gaan zitten. Hij zuchtte. Misschien was hij wel gek geworden. Hij had de agenten niet verteld over het weer dat opeens zo veranderde en dat het toen het meisje verdween weer stralend weer was. Het ging allemaal zo snel volgens hem. Een lichte wind blies langs zijn gezicht, die hem kalmeerde. Hij wist toch zeker dat hij dit gezien had.

Er kwam een andere agent nu naast hem zitten. De agent vroeg gek genoeg niks aan hem. Een tijdje zaten ze zo samen, een beetje ongemakkelijk. De agent wiebelde snel op en neer met zijn been, waardoor het leek alsof zijn knie trilde.
"Trekt u zich maar niks aan van mijn baas, meneer Velthuizen, hij trekt iets te snel conclusies naar mijn mening.", zei de agent terwijl hij iets meer opzij naar de oude man toe leunde, zonder de man aan te kijken. De oude man bleef zitten op zijn plek met beide handen op zijn knieën.

"hm." Velthuizen hield nog steeds zijn mond. Met zijn wenkbrauwen in een frons, bleef hij naar de stenen die onder zijn voeten lagen kijken. Het waren kleine rechthoekige stenen die horizontaal en verticaal van elkaar lagen. Ze waren roodachtig bruin en geelachtig bruin gekleurd. Hij was in zijn gedachten verzonken, maar voelde tegelijkertijd de ogen van de agent naast hem aan zijn rechterkant in zijn zij prikken. Het liefst wilde hij opstaan en naar binnen lopen, maar hij bleef zitten.
De agent wilde nog wat gaan zeggen, dacht Velthuizen, anders zou hij niet blijven zitten.
"Kan ik u verder helpen?", snauwde hij, misschien iets té snauwend, tegen de agent.
"Ik wilde u eigenlijk vragen om nog één keer het hele verhaal te vertellen, het was voor mij nog niet helemaal helder. Als het niet te veel gevraagd is.", zei de agent beleeft terwijl hij zich naar Velthuizen draaide, die hem even onderzoekend aan bleef kijken.

"Het gebeurde vanmiddag,", begon hij. "Ik zat op mijn bank een krantje te lezen toen het buiten steeds donkerder werd, alsof het ging stormen. Dat niet alleen, het ging ook heel hard waaien, terwijl het zo'n mooie zonnige dag was. Er waren een minuut daarvoor geen wolken aan de lucht te zien. Dat was dus al vreemd." Hij liet een stilte vallen en keek naar de lucht. De agent keek even snel mee, maar keek toen weer terug en vroeg of Velthuizen verder wilde gaan met zijn verhaal.
"Juist ja, waar was ik. Oh ja. Toen stond ik dus op om voor het raam te kijken naar de lucht.", ging hij verder. "Ik keek naar de overkant en zag dat mijn overbuurman ook voor het raam stond te kijken. We trokken een niet begrijpend gezicht naar elkaar en hij ging weer terug maar zijn tv-programma. Ik bleef toch kijken. Toen zag ik uit mijn rechter ooghoek beweging dichterbij komen. Het bleek een meisje te zijn die heel hard aan kwam rennen. Ze zag eruit als rond de 20/25 jaar oud denk ik. Ze rende voorbij maar stormde recht tegen de lantaarnpaal die je daar ziet staan aan. Het zag er pijnlijk uit en ik stond op het punt om naar buiten te gaan om haar te helpen. Ze lag daar op de grond in shock met haar armen om de paal heen geklemd." Hij stopte weer even.

"Maar toen gebeurde er iets vreemds. Ze deed haar open en ging omhoog, liggend en met haar armen gestrekt en om de paal heen geklemd. Alsof ze vloog! Het leek of er iets aan haar trok. Ze liet de paal los en vloog voor een seconde door de lucht en..."
Hij viel stil en keek naar zijn handen die in elkaar gevouwen waren.
De agent legde een hand op zijn schouder. "Meneer, wat gebeurde er toen?"
Een stilte van bijna een minuut volgde weer. Velthuizen draaide zijn duimen om elkaar heen, plukte aan zijn nagels en vouwde zijn handen weer terug ineen. Hij zat doodstil. Hij keek weer omhoog, recht voor zich uit met een serieus gezicht.
"Ze verdween."

Meena ~ A red moon risesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu