Meena voelde het scherpe puntje tegen haar keel aan drukken. Haar hart klopte heel snel en ze dacht dat ze flauw ging vallen. Met haar ogen stijf dichtgeknepen, wachtte ze op de volgende beweging van de man.
"Antwoord!" zei hij met een nu krassende bijna schreeuwende stem. Meena deed haar ogen weer open. "Meena! Mijn naam is Meena. Zou u nu dat zwaard van mijn keel weg willen halen?", zei ze met een lage stem om te laten merken dat ze niet bang was. Dat was al mislukt, want haar stem trilde daarbij heel erg. Ze was nog nooit bedreigd met een wapen. Nu wist ze dat het het engste was dat haar kon gebeuren (tot nu toe). Gelukkig luisterde de man en deed het zwaard terug in de hoes aan zijn broekriem en draaide zich weer naar het vuur toe. Nu had Meena de tijd om de man te onderzoeken. Hij droeg een lange bruine, soort van cape met een kap die tot over zijn ogen kon komen en die tot zijn kuit liep. Hij droeg daarbij een zwarte broek met een bruine riem en zwarte leren laarzen.
"Ik ben Gwydion," zei de man nu met een kalme lage stem "mag ik vragen waar je vandaan komt en hoe je hier bent gekomen?" ging hij verder. Hij was inmiddels half naar Meena toe gedraaid zodat hij vanuit zijn ooghoek naar haar keek.
"Om eerlijk te zijn, ik denk niet dat u gaat geloven hoe ik hier ben gekomen.", zei Meena met een aarzelende stem. De gevaarlijke en nerveuse spanning was nu overgegaan in een kalm gesprek en soms een kalme stilte.
Op deze reactie van Meena draaide Gwydion zijn hoofd geschokt en met wijd open ogen naar Meena toe, wat haar ongerust maakte.
"Hoe ben je hier gekomen!", zei Gwydion alsof er iets ergs was gebeurd, terwijl hij Meena bij haar armen pakte en schudde. Zijn ogen waren wijd open en gevuld met ongerustheid.
"Oké ik vertel het! Ik was gewoon naar huis aan het lopen toen er ineens een raar blauw ding verscheen. Ik probeerde ervan weg te rennen maar botste tegen een lantaarnpaal waardoor dat blauwe ding me een soort van opzoog. En toen was ik ineens daar op die heuvel." vertelde ze met een frons en een lage harde stem, terwijl ze naar de heuvel toe wees waar ze terecht was gekomen.
Op dat moment liet Gwydion haar weer los en liep onrustig heen en weer, tegen zichzelf mompelend en aan zijn kin wrijvend. Meena voelde zich niet comfortabel, alsof er iets ging gebeuren, alsof hij iets ging vertellen waar ze van zou schrikken. Hij draaide zich weer naar Meena toe en liep snel naar haar toe. "Doe je ogen dicht.", zei hij. Ze had geen idee waar dit over ging dus ze deed maar wat hij zei en voelde de duimen van Gwydion snel over haar ogen wrijven. Direcht toen hij klaar was deed ze haar ogen weer open en zag hem op zijn duimen kijken en keek haar daarna met wijd open ogen aan. Hij probeerde haar eyeliner eraf te krijgen. Toen hij naar haar keek leek het alsof hij een spook had gezien.Meena was verward en begon zich nog onconfortabeler te voelen bij deze situatie en begon te friemelen aan haar nagels maar bleef hem met een geschokte blik en half open mond aan te kijken. Dat deed ze altijd als ze zich nerveus en onconfortabel voelde.
"Het gaat er niet af, het is dus waar.", zei Gwydion zachtjes in zichzelf. Nu wist Meena al helemaal niet meer wat er aan de hand was en fronste haar wenkbrauwen. Ineens ging Gwydion op één knie zitten en boog zijn hoofd naar beneden. Hij knielde voor Meena. "Tot uw dienst, my lady, tot de dood." Verward en ongelovig volgde Meena alles en bleef ongemakkelijk op haar plek staan, maar nu verstijfd, haar ogen zo wijd open als ze konden en wenkbrauwen hoog opgetrokken. Dit is de raarste dag van mijn leven, dacht ze bij zichzelf.
Langzaam stond hij weer op en keek haar recht in haar ogen aan. "W-wat, eh, h-hoezo knielde u?", vroeg ze in verwarring terwijl ze haar hoofd schudde. Hij beantwoordde haar vraag niet, maar gaf haar een cape met een grote kap aan. De cape was lang en zwart.
"Je moet hier weg, trek dit aan en laat niemand je ogen en kleding zien alleen als ik het zeg.", zei Gwydion terwijl hij haastig haar spullen (haar schoenen die ze uit had gedaan bijvoorbeeld) in haar rugzak deed en met zijn cape het vuurtje even bedekte zodat ook de gloeiende stukjes uit gingen. Schichtig keek hij om zich heen. Meena stond nog steeds op dezelfde plek, verstijfd en met de cape in haar handen. Ze was diep in haar gedachten vol vragen over deze vreemde situatie waar ze zich in bevond.
Gwydion stopte even met wat hij aan het doen was en keek Meena aan. "Trek aan! We moeten hier weg voordat iemand uitvind dat je hier bent, later doen we wel iets aan je kleding. Schiet op!", zei hij in een gehaaste toon en keek even naar het bos of iemand hen gehoord of gezien had. Meena volgde zijn ogen naar het bos, maar er was niemand. Ze schudde haar hoofd en kwam weer bij de realiteit. Snel deed ze de cape over haar lichaam heen zodat ze helemaal bedekt was, pakte haar rugzak van Gwydion aan en verstopte die onder haar cape.
"Volg mij, my lady." zei hij in een beleefde kalme toon. Hij gaf een knikje met zijn hoofd om aan te geven dat ze hem moest volgen en deed zijn kap over zijn hoofd. Hij liep weg van de plek met de rotsen en het vuurtje en, zoals haar gezegd werd, liep Meena rustig achter hem aan, aangezien ze nergens anders naartoe kon. Misschien zou hij haar wel naar huis helpen, dacht ze bij zichzelf. Gelukkig waren ze al in de buurt van het stadje waardoor het niet zo heel lang meer lopen was. Nog even keek Meena terug naar de plek waar ze zat om er zeker van te zijn dat ze niets had laten liggen, en keek toen terug terwijl ze haar kap verder over haar ogen trok. Even gaf ze een rilling van het koude gras onder haar blote voeten, maar raakte er langzaam gewend aan.
Na ongeveer een half uur lopen kwamen ze aan bij een bruggetje die over de rivier liep. Daar moesten ze overheen om bij de ingang van het dorp te komen. Het dorp was omheind met een hoge muur waar aan de overkant van het bruggetje een hoge houten deur was. Halverwege was het gaan regenen, dus het bruggetje was helemaal nat en de regendruppels spetterde op het hout. Langzaam staken ze het bruggetje over om bij de houten deur aan te komen. Gwydion klopte drie keer achter elkaar en een klepje op zijn ooghoogte werd geopend, waardoor ze twee donkerbruine ogen te zien kregen.
"Wie vraagt er om entree?", zei een snijdende mannenstem. De stem was niet laag maar ook niet hoog, toch intimiderend. Gwydion deed zijn kap af en keek de man in zijn ogen aan. De ogen van de man openden wijder en hij deed het klepje weer dicht. Even hoorde je gebons en gerinkel van een sleutel en een ketting voordat de deur geopend werd. "Gwydion, goed je weer te zien vriend." Zei de man met een brede lach en een vrolijke stem.
Hij zag er niet zo uit als Meena verwacht had. Ze verwachtte een lange brede man te zien, maar in plaats daarvan zag ze een redelijk klein ouder mannetje met grijs halflang haar dat in natte plukken langs zijn gezicht hing. "Wederzijds Patar", antwoordde Gwydion met een halve glimlach op zijn gezicht terwijl hij de man een munt gaf. De lach van de man werd breder en gaf een knik naar Gwydion en Meena als bedankje en Meena schonk hem een glimlach en een knikje terug terwijl ze het dorp inliepen. Weer ging er een koude rilling door haar heen zodra ze een stap zette op de koude natte stenen van het dorp, ze was nu namelijk al een beetje gewend geraakt aan het gras.
Ze begon er wel steeds meer aan te twijfelen of het wel een goed idee was geweest om zomaar met een vreemdeling mee te lopen. Misschien kon ze hem wel helemaal niet vertrouwen. Aan de andere kant, als ze hem kon vertrouwen, zou hij haar misschien naar huis kunnen helpen dacht ze. Meena bleef positief en ging er maar vanuit dat ze hem kon vertrouwen. Normaal gesproken zou ze hem niet hebben vertrouwd, maar op de plek waar ze was kon ze nergens heen, kende ze niemand en kon ze dus ook niemand vertrouwen. Gwydion leek haar te kennen zodra hij haar in de ogen keek, meelopen kon dus geen kwaad dacht ze.
"Hou je kap goed over je ogen en je kleding goed bedekt nu", zei Gwydion toen ze voor de deur van een luidruchtig, middeleeuws uitziend gebouwtje stonden. Geelig licht en de zwarte schimmen van lopende en zittende mensen waren door de geruite ramen te zien. Meena keek omhoog en zag daar ook ramen. Alle ramen hadden houten luiken waarvan er een paar dicht waren. De deur was ook van hout. Voordat ze nog wat kon zeggen hield Gwydion de deur al voor haar open. Even twijfelde Meena, maar liep uiteindelijk toch mee naar binnen.
JE LEEST
Meena ~ A red moon rises
FantasyMeena is een heel normaal meisje van 19 jaar. Tenminste dat denkt ze, tot ze op een dag op wonderbaarlijke wijze op een onbekende plek terecht komt. Is dit magie? Maakt ze dit wel echt mee? Zal ze ooit terug komen naar waar ze vandaan kwam? (This st...