Meena keek om zich heen, maar kon Gwydion nergens zien. Waar kon hij zijn? Hij zou toch niet weg gaan zonder haar? Hij zei toch alleen dat hij iets ging regelen en weer terug kwam? Ze werd een beetje nerveus van de gedachtes en de vragen in haar hoofd, maar bleef tegen zichzelf zeggen dat hij weer terug zou komen. Na een tijdje, wat wel een half uur leek, besloot ze eens rond te gaan kijken in het café, hopend dat ze hem tegen het lijf liep.
Ze kwam langs tafels en banken met voornamelijk dronken mensen die eraan zaten, luid lachend en met een volgende beker bier in hun handen. Serveersters liepen er rond met grote dienbladen waarop de grote bekers bier stonden. Maar daar besteedde Meena haar aandacht niet aan.
Ze liep richting de trap waar Gwydion een paar minuten geleden nog stond te praten met een andere man die ze niet herkende. Toen ze bij de trap aangekomen was, keek ze omhoog om te zien wat er bovenaan de trap was. Maar het was er donker. Ze besloot eens een kijkje te gaan nemen, misschien was hij daar wel gewoon. Toch twijfelde er iets in haar. Moest ze zich wel met zijn zaken bemoeien? Aan de andere kant, hij was de gene die haar naar huis moest helpen en haar moest zeggen waar ze was. Alle andere mensen in dit dorp waren of in hun huizen, of liepen dronken over straat, of zaten dronken in het café. Daar had ze dus niet veel aan. Meena schudde haar hoofd om de twijfelachtige gedachtes te laten verdwijnen, en liep de houten trap op. Eerst keek ze nog even achterom om te zien of hij niet toch in het café te zien was, maar keek weer voor zich toen ze zag dat hij daar niet te zien was.
Langzaam en rustig liep ze de trappen op. Toen ze helemaal boven aankwam, zag ze een donkere gang die naar links en rechts doorliep. Omdat het zo donker was, kon ze niet goed zien tot hoever de gang doorliep. Nog een keer keek ze achter zich naar beneden waar het warme licht uit het café scheen. Ze keek naar links en zag van onder een van de deuren wel een dof licht komen. De donkere gang maakte haar een beetje nerveus, en misschien zelfs wel angstig. Maar wat kan er nou gebeuren, dacht ze, dus ze liep naar links de gang in naar de deur waar het licht scheen. Meena werd nu ongeduldig want waar kon Gwydion nou zijn? Ze had dus geen tijd voor haar twijfelachtige gevoelens en ze klopte op de deur. Geen reactie. Toch besloot ze nog een keer te kloppen. "Hallo?", zei ze terwijl ze met haar hand in een vuist op de houten splinterende deur klopte. Weer geen reactie. Zal ik naar binnen gaan? dacht Meena. Ze beet op haar lip en wreef haar wijsvinger en haar duim over de zijkanten van haar neus bij haar ooghoeken, en kneep haar ogen dicht. Dat deed ze altijd als ze nadacht, aan het stressen was, of aan het twijfelen was. In dit geval was het nadenken. Uiteindelijk besloot ze naar binnen te gaan. Ze kon toch niet uren op Gwydion gaan zitten wachten of wel soms?
Haar hand legde Meena op de deurknop, en bij die aanraking speelden er allerlei scenario's zich af in haar hoofd. Allerlei dingen die er konden gebeuren als ze naar binnen ging, als ze rustig in het café op Gwydion was blijven wachten of als ze ging vragen of ze hem gezien hadden. Als ze was blijven wachten in het café was hij waarschijnlijk over een uur nog niet terug geweest. Maar wat zou er in de kamer zijn? Iemand die gewoon niet open wilde doen? Misschien was er wel niemand en kwam ze een kamer ongevraagd binnen. Toch hield ze vast aan het idee dat ze naar huis wilde komen en dat dat niet kon zonder Gwydion.
Meena kneep haar ogen stevig dicht voor een moment en verwierp de ideeën over de erge dingen die er zouden kunnen gebeuren, om moed te verzamelen. Snel draaide ze de deurknop om en deed de deur langzaam open tot een kiertje, zodat ze haar hoofd even om het hoekje kon doen. Haar ogen scande voorzichtig de kamer en toen er niemand in te zien was deed ze de deur verder open. Ze fronste haar wenkbrauwen terwijl ze een stap naar binnen deed. Ze was verbaasd dat de deur gewoon open stond.
Langzaam glipte Meena naar binnen en deed de deur zachtjes achter haar dicht. Automatisch deed ze de capuchon van haar mantel af. De kamer was vierkant, en groter dan ze verwacht had. Rechts van haar stond een brede ladekast waarop drie kaarsen stonden die aan stonden. Dat was het licht dat ze vanuit de hal zag. Links in de hoek voor haar stond een groot tweepersoons bed die niet opgemaakt was, met een klein nachtkastje ernaast. Het witte laken lag als een hoopje aan het voeteinde van het bed en de bruine plaid die erop hoorde te liggen lag half naast het bed. Boven hed bed hing een schild met daaraan twee gekruisde zwaarden. Recht voor haar was een raam die een ronde vorm had. Het raam stond open en de gordijnen wapperden mee op de wind die naar binnen blies. Het verbaasde Meena dat iemand zomaar zijn of haar raam in haar kamer open zou laten staan.
Meena liep naar het nachtkastje en keek of er iets in de la lag. Dat deed ze ook bij de brede ladekast waarop de kaarsen stonden. Gek genoeg lag er in beide lades helemaal niks. Ze liep weer terug naar het midden van de kamer en bleef toen stil staan. Zou er iemand in deze kamer logeren of niet? dacht ze. Het kon toch niet zo zijn dat het bed niet opgemaakt was en het raam open stond als er niemand zou logeren? En waarom zou er dan niks in de lades liggen, mensen nemen toch wat mee als ze naar een hotel gaan? Deze vragen bleven maar tollen door haar hoofd, en ze kon er maar geen antwoord op vinden.
Voor alle zekerheid wilde ze toch nog even onder het bed kijken, om te zien of daar iets lag wat van iemand zou kunnen zijn. Ze liep naar het rommelige, onopgemaakte bed toe en ging op haar knieën zitten. Wat ze niet door had, was dat de deur achter haar nu langzaam open ging. Ze bukte en keek onder het bed. Niks. Opeens voelde ze dat twee handen haar bij haar schouders aan haar mantel omhoog trokken en haar omdraaiden. Het ging zo snel dat Meena geen tijd had om ook maar in te ademen. Ze schrok en ademde hevig. Haar hart ging enorm te keer.
Twee handen hadden haar schouders nu vast, en ze zag voor zich een met een capuchon overhangen gezicht. De ogen kon ze niet zien, maar wat ze wel kon zien was dat het een man was. De man liet een van Meena haar schouders los en deed zijn kap af. Meena opende haar ogen wijd en fronste terwijl ze de man recht in zijn ogen aan keek. Het was Gwydion. Met een ruk verloste ze zich uit de greep van Gwydion.
"Waarom liet je me zo schrikken," zei Meena met een zucht, alsof ze haar schrik los liet. "je had toch gewoon kunnen zeggen dat je binnen kwam, of tenminste kloppen, wat nou als er hier iemand anders was?"
"Ik zag je hier naar binnen gaan, ik zei toch dat je beneden moest blijven wachten?"
"Het duurde zo lang, wat had ik dan moeten doen. Je was ineens weg, verdwenen, ik zag je nergens meer."
"En je hebt je kap niet op, nooit je kap af doen in een vreemde omgeving! Niemand mag je gezicht nog zien! Weet je wel hoe gevaarlijk je bezig was?"Daar schrok Meena wel een beetje van, ze had nog geen idee waarom dat zo was en waarom ze haar kap op moest houden. De boze blik van Gwydion hield vast aan de ogen van Meena. Ze wist niet meer wat ze moest zeggen, en ze keek weg. Even bleven ze zo staan, Meena was diep in haar gedachten.
"Waarom ben ik hier eigenlijk?" vroeg Meena met een zachte sombere toon.
"Dat zul je later wel horen, het is hier nog niet veilig genoeg." antwoordde Gwydion met een kalme stem, die Meena ongeduldig maakte en haar irriteerde.
"Nog later? Hoe lang moet ik nog wachten? Je kunt me toch gewoon zeggen wat er aan de hand is!" zei ze met een hardere stem. Meena werd nu erg ongeduldig en verloor haar geduld. Maar Gwydion reageerde niet en liep naar de deur en deed hem open. Hij zuchtte.
"Ik kan het je hier niet vertellen, tenzij je levensmoe bent."zei hij, nog steeds kalm.
Levensmoe, wat zou hij daar nou mee bedoelen, dacht ze. Maar ze vroeg niet verder en liep achter hem aan de deur uit.
JE LEEST
Meena ~ A red moon rises
FantastikMeena is een heel normaal meisje van 19 jaar. Tenminste dat denkt ze, tot ze op een dag op wonderbaarlijke wijze op een onbekende plek terecht komt. Is dit magie? Maakt ze dit wel echt mee? Zal ze ooit terug komen naar waar ze vandaan kwam? (This st...