ɧoofdstuk 8

217 12 5
                                    

Ik miste mijn leven. Mijn eenzame leven. Ik miste het om levenloos naar feesten te gaan. Ik miste mijn studeerkamer, slaapkamer en zelfs mijn overvolle klerenkast. Ik miste de bloemenvelden, mijn fiets en mijn hele huis. Ik wilde terug naar huis. Terug naar mijn leven. Het was niet het beste leven, maar alles beter dan op dat moment.
Ik schrok toen ik het geluid van een schreeuwende man hoorde. Vreemde klanken klonken uit zij mond. Ik kon het amper verstaan door de wind die langs me heen suisde. Ik focuste op zijn mond en kwam erachter dat hij zeer gebrekkig Engels riep. Het zag eruit als een Mexicaanse Spanjaard die teveel taco's op had. Na een tijdje kon ik begrijpen wat hij riep: "HELICOPTRRRRREEE!" Wauw, wat kon hij schreeuwen zeg. Toen pas drong het tot me door dat hij stond te wijzen naar een fel geel ding in de lucht. Een helikopter! Ik was opgelucht dat er hulp was gekomen. De man die stond te schreeuwen naar de rest zwaaide hevig met zijn dikke armen. "HELICOPTRRRRREEE" klonk het weer. Maar ik sloeg geen acht op hem, het enige dat mijn aandacht had was de helikopter. Ik bleef rustig zitten en haalde de iPad stekker uit het water. Ik keek naar boven, recht de vroege morgenzon in. Het deed pijn aan mijn ogen, maar ik bleef kijken. Onze redding was nabij en over een paar uur zou ik in een warm hotel zitten, met roomservice en heerlijk eten. Eten, oh wat miste ik lekker eten. Deze oceaan drong we langzaam tot waanzin, ik had er genoeg van. Ik wilde weer land onder me voeten.
De Mexicaanse dikke man zwaaide en schreeuwde alsof zijn leven er vanaf hing. Wacht... dat was zo. Mìjn leven hing er ook vanaf. Het felgele gevaarte bleef vliegen, maar minderde geen vaart. Mijn hoop begon te verminderen. Had hij ons niet gezien? Waren er nog meer onderweg? Ik wist het niet, maar 1 ding wist ik zeker, ik moest hier weg.
Ik besloot mee te doen met de man en begon hevig te zwaaien met mijn armen. Waarschijnlijk zag de helikopter het niet, want hij minderde nog steeds geen vaart. We waren verloren. We zouden sterven hier in het midden van de oceaan. Zou ooit iemand ons nog terug vinden?

"Fishy!!" Klonk het vrolijke stemgeluid van een klein jongetje. Hij was de jongste overlevende, ik schat iets van 6 jaar oud. Hij had met zijn blote handjes een vis te pakken. Hij wilde hem rauw op gaan eten, maar een wat oudere vrouw hield hem tegen. Ze schudde nee en probeerde de vis, die nog aan het spartelen was, te doden. Ze legde het kleine visje neer op een ander brokstuk zodat hij een beetje lag te bakken in de zon. Het hielp voor geen meter, maar het was een poging waard. De vrouw glimlachte naar het jongetje en gaf hem een aai over zijn bol.
Mijn maag maakte oorverdovende geluiden. Ik had honger. Ik had eten nodig, maar het ging me nooit lukken om een vis te vangen. De gedachte aan alleen al eten maakte me al misselijk. Misselijk van de honger.
Mijn gepieker werd voor de tweede keer die dag verstoord door het geluid van propellers in de lucht. De dikke man begon weer te schreeuwen en zwaaien. Ik keek op en zag tot mijn verbazing 12 helikopters. 12! Dat was precies het aantal van de overlevenden. Zou dat betekenen dat we gered waren?

Lonely {Nederlands}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu