ɧoofdstuk 9

204 12 8
                                    

De helikopters naderden, en deze keer minderden ze vaart. Ik was opgelucht en blij, omdat het over was. Misschien zat ik in een paar dagen wel in huis, in mijn oude studeerkamertje tussen de bloemenvelden. Ik had geen idee waar in de wereld ik me bevond, maar waarschijnlijk moest ik terug naar huis in een vliegtuig. Ik huiverde bij het idee.
Een helikopter opende zijn deuren en iemand gooide een touwladder uit de deur. De eerste die het uiteinde van de ladder te pakken was, was een man in een Nederlands-elftal shirtje. Hij was, denk ik, halverwege de dertig jaar. Hij straalde van geluk en keek naar onderen, met een blik die je zou kunnen omschrijven als 'kijk-mij-nou-ik-klim-en-jullie-zitten-daar-maar-ha-de-mazzel-losers'. Wat een uitslover.
Het verbaasde me dat de andere helicopters hun deuren gesloten hielden, geen touwladders die naar beneden kwamen of mensen die er op klommen. Alleen die ene helikopter en de man. Ik maakte me zorgen dat we niet allemaal in die ene helikopter pasten. Ik moest zorgen dat ik in die helikopter kwam, anders was ik verloren.
Ik deed wat ik moest doen: naar de plaats van de touwladder zwemmen. Ik greep mijn tas beet en zwom met al de kracht die ik overhad naar de plek waar de ladder het water bijna raakte. De man met het elftal shirtje was al in de helikopter en ik bleef doorzwemmen. Het was verder dan ik had in geschat, en meerdere mensen begonnen naar de ladder toe te zwemmen. Degene die het dichtste bij was, was het zesjarige jongetje. Hij pakte zijn dode vis en begon ook wild te zwemmen. Ik vond het knap dat een zesjarig jongetje met zo'n vaart naar voren kon komen.
In tegenstelling tot het jongetje was ik heel ver verwijderd van de ladder. Ik bleef zwemmen met alles wat ik kon. Ik was moe, vermoeid en wilde rusten, maar het kon niet. Niet voordat ik in de helikopter zat.

De oceaan was de hele tijd rustig geweest. Maar natuurlijk moest alles tegenzitten. Het water was begonnen met kleine golven te maken, en ik voelde bij mijn voeten onderwater stroming. Ik probeerde bovenwater te blijven, en het lukte aardig. Het water was warmer geworden dan het een paar dagen geleden was. Misschien kwam het door de zon, die zijn hoogste punt had bereikt en stond te stralen alsof hij dat nog nooit gedaan had.
De stroming onderwater daarentegen was heel koud. Wat zeg ik? Koud? Meer ijskoud.
Telkens als ik een halve seconde stopte met bewegen, werd ik een stukje naar onderen gezogen. Het maakte het zwaar om boven water te blijven en om vooruit te gaan. Al 3 mensen waren de helikopter in gegaan en allemaal waren ze al bij de ladder. Het jongetje was nergens te zien, dus nam ik aan dat hij in de helikopter was. Alle anderen klommen naar boven, en ik deed hard mijn best om er te komen. Helaas was ik te ver weg.
Toen iedereen in de helikopter zat, was ik nog hard mijn best aan het doen om naar voren te komen. Ik was in paniek en liet in een wanhopige poging mijn tas los.
Na een paar minuten werd de ladder de helikopter langzaam in geladen. Ik voelde me verloren. Al mijn werk voor niets. Mijn hele leven voor niets.

Ik was verloren.

Lonely {Nederlands}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu