De volgende ochtend die we zagen was een donkere. Helaas werden we niet wakker maar wakker gemaakt. Die nacht had Clay de hele tijd op mijn schouder gelegen. Met zijn slaperige oogjes ontwaakte hij. Ik was al eventjes wakker maar wilde hem niet wakker maken. Voordat hij iets kon doen, stonden we en zijden we geen woord. 'zijn jullie hellemaal betoeterd ofzo!' de baas was boos. En het was duidelijk. De man wilde niet dat Clay zo lang in een random kamer bleef rondhangen. Het boeide de hem niets om wat voor een reden Clay dit had gedaan. Clay en ik werden uit elkaar gehaald en ik zag hem niet voor dagen. Het werd langzaam een plek zonder vreugde. Alweer. Tot ik hem zag buiten met een man die ik nog niet had gezien. Toen hij me zag liep hij met een vaart weg en ik wist niet wat ik moest doen. Na een dag of 3 na dat het was gebeurd was hij mijn kamer in komen lopen. Hij had me dezelfde jas toegegooid en zei weer niets. Hij durft niet meer. Hij kijkt naar de grond en loopt dan naar buiten. Hij wacht totdat ik buiten de deur ben en doet dan de deur op slot. Hij zegt dat ik hem moet volgen. Niets zeggen ondanks dat ik het wil. De jongen die ik eerst kende lijkt weg te zijn. Hij laat niks meer van zijn oude zelf zien. Hellemaal niets. Was de film die ik eerst dacht beter werd toch echt een nachtmerrie. Ik wist het niet meer. De jongen liep weer naar het bos waar we toen waren vast gekomen. Hij loopte slomer. Geen aandacht trekken. We liepen samen om 9 uur het bos in, en kwamen er niet meer uit. We liepen voor een aantal minuten en toen zei hij eindelijk iets: 'i-ik wilde eerst het aan je voorstellen maar we zijn nu toch al bezig.' De angst in zijn stem laat me denken. 'wat staat er op de planning?' ik begrijp er niets van, en wilde het ook niet begrijpen. Niet dat een man spontaan verliefd raken terwijl we zijn omringd met wapens en gevaar. Ik wilde het niet begrijpen. Het idee gaf me angst. En ik ben geen held. De jongen en ik liepen een tijdje op en neer. Hij keek me aan en zei: 'weggaan van het gevaar dat me al deze jaren heeft gemaakt wie ik niet wilde zijn.' De jongen leek opgelucht dat hij wist wat hij wilde doen. De minuten voorbij en het idee dat ik hem leuk vond groeide. De man was random in mijn leven gekomen, en was een van die dingen die je nooit zal loslaten. Was het omdat hij degene was die ik ooit had leren kennen toen ik kind was, of omdat hij alles en niets voor me betekende weet ik niet. De jongen had me uiteindelijk verteld dat ik hem aan iemand deed denken. Het was allang duidelijk voor mij. Allang. De jongen deed zijn best om niet te huilen, toen hij aan iemand dacht die recht naast hem liep. 'hoe heette die jongen?' 'waarom, ben jij hem ofzo.' De jongen vond het grapje niet leuk maar zei de naam toch. ' bo-oas, uhmm. Peters.' Ik stond stil. Op dat moment wist ik het zeker. Hellemaal zeker. Ik duwde de jongen tegen de muur aan en kuste hem. Hij was degene die ik vroeger al meer leuk vond dan gewoon leuk, en dat is zeker nog niet veranderd.