Hoofdstuk 13 - Voorspellingen om middernacht

131 12 14
                                    

Dikke regendruppels werden woest tegen de ramen van de twee herenhuizen geblazen door de helse windvlagen die Geel teisterden, en de donder roffelde en de krijsende bliksemschichten hulden de velden somtijds in een helderwitte gloed. De bosdieren hielden zich schuil in scheuren in de bomen of in hun holen, en de mensen uit het dorp hadden angstig de luiken gesloten. Bij de Clausen was dat niet anders; af en toe galmde het klapperen van een luik door de nacht, maar verder maakte geen mens er een geluid. Men zou er zelfs de fluisteringen van de geesten kunnen horen, indien men zeer goed luisterde.

Toen de klok in de woonkamer twaalf maal geslagen had, verscheen er plots een lichtje in de duistere gang. Een jongedame, gehuld in een witte nachtjapon die tot aan haar voeten reikte en met in haar handen een kaarsje op een schotel, zwierf door de gangen van de woning. Met haar sneeuwwitte haren, haar marmerbleke gelaat en haar grijze ogen, magisch groot, leek zij nog het meeste op een mystieke toverfee. Ze bewoog zich zo licht voort dat haar voetstappen zelfs op de houten wenteltrap naar de zolder geen enkel geluid voortbrachten. Met haar fijne handen duwde het meisje tegen het luik boven haar hoofd, en eenmaal geopend, betrad ze het zolderkamertje. Haar kaarsvlam was de enige bron van licht in de ruimte.

De oude dame in de fauteuil in het midden van de kamer, keek op. Een witte bliksemstraal bescheen haar gelaat voor een tel. "De geesten zijn op hun sterkst vannacht", fluisterde ze en haar glazige ogen lichtten op in het duister.

Het meisje schreed door de zolderkamer en alvorens ze zich op de kussens voor het houten tafeltje neerzette, stak ze enkele kaarsen in vlam. Een glimlachje verscheen op het gerimpelde gelaat van de bomma. "Heeft niemand u gehoord, Berenice?" vroeg de oude dame op fluistertoon.

Berenice schudde aarzelend het hoofd. "Ik denk van niet." Ze liet nieuwsgierig haar blik glijden over de kaarsen op het houten tafeltje en de omgekeerde stapel kaarten. "Wat moet ik doen, bomma?"

"Doe wat ik u geleerd heb. Onze voorouders zullen u wel bijstaan." Net op het moment dat Berenices hand naar de kaarten reikte, greep de bomma haar pols vast. "Maar ge moet me beloven dat ge uw ouders niks zegt. Moeder Augustine heeft niet graag dat ge uzelf bezighoudt met waarzeggerij."

Berenice knikte. "Het is ons geheim", fezelde ze en de bomma verloste Berenices arm uit haar ijzersterkte greep. Brullende donder kwam als een rollende golf op hen af, maar binnen waren ze veilig voor de storm.

Berenice liet de kaarten behendig tussen haar vingers glijden, terwijl de dansende vlammen van de kaarsen reflecteerden in haar ogen. De toekomstkaarten vermengden zich zo soepel dat ze haast leken te zweven in haar handpalm, en Berenice schrok er bijna zelf van hoe vertrouwd het haar leek. Toen ze voelde dat het wonder van de mysterieuze kaarten zich voltrokken had, hield ze haar adem in. "Ik heb het, geloof ik."

De bomma knikte goedkeurend. "Leg nu de kaarten, Berenice."

Het meisje deed wat haar opgedragen werd en legde de stapel op het houten bijzettafeltje, naast de kaarsen. De stormwind zong geheimzinnige liederen door de kieren van de zolderkamer, alsof hij reeds de achterkant van de kaarten kon zien. Berenice wierp een aarzelende blik op de bomma, nam dan met trillende handen de bovenste kaart van de stapel en legde die gedekt op het tafelblad.

Nadat ze de drie volgende kaarten naast elkander had neergelegd, wachtte Berenice even. Volgens de legmethode die de bomma haar aangeleerd had kon de voorspelling pas kloppen indien er ofwel de kaart van de dame, ofwel die van de heer gelegd werd, zodat ze konden achterhalen wiens toekomst ze gelezen hadden. Een wrang gevoel dat aan haar hart knaagde fluisterde haar in dat het een verkeerde profetie was, dat ze de kaarten niet juist geschud had en dat ze meer had moeten luisteren naar de geesten. Berenice gaf echter geen gehoor aan de stem en draaide de vier kaarten vlug achter elkaar om. Nog voor ze echter had kunnen kijken naar wat zij haar voorspelden, weerklonken er haastige voetstappen op het krakende hout van de trap.

De bomma leunde voorwaarts en scherpte haar oren. "Er komt iemand", siste ze. "Vlug, verberg de kaarten."

Berenice hapte naar adem; haar ouders mochten in geen geval ontdekken dat ook zij zich bezighield met waarzeggerij! Moeder Augustine was namelijk van mening dat het hun familie enkel onheil bezorgen zou en dat het beter zou zijn, mocht de gave samen met de bomma uitsterven. Terwijl haar betovergrootmoeder de kaarsen doofde met haar vingertoppen, verstopte Berenice haar vier gelegde kaarten op de vloer onder het tafeltje. Tijd om zichzelf te verbergen had ze echter niet meer, want met een harde bons vloog het luik in de zoldervloer open. Moeder Augustine betrad de kamer, vergezeld door een ijzige windvlaag. Bevreesd keek Berenice over haar schouder, naar het van bezorgdheid doortrokken gelaat van haar moeder. Het licht van een bliksemschicht omarmde haar schaduw.

Door de wind die het dichtklappende luik met zich meebracht, werden de vier kaarten door de kamer geblazen. "Berenice Claus!" gilde moeder Augustine en ze zette enkele dreigende passen dichterbij. Berenice kromp reeds ineen bij het aanschouwen van het vuur in haar anders zo vriendelijke bruine ogen. "Hoe vaak heb ik u al gezegd dat ge u niet moet bemoeien met de toekomst? Allé, het is middernacht - wat bezielt u toch? Ga onmiddellijk naar bed!"

Berenice boog haar hoofd om de woedende blik van haar moeder niet te hoeven aanschouwen. "Het spijt mij", mompelde ze en ze rees op. Ze trachtte vergeefs haar tranen van schuld te onderdrukken.

"Het is mijn schuld, Augustine, dat weet ge. Berenice heeft niets misdaan", klonk de krakerige stem van de bomma. De oude dame wendde zich glimlachend tot het meisje. "Het geeft niks, Berenice. Ge moet niet wenen."

Met terneergeslagen blik verliet Berenice de kamer, en al even geruisloos als eerst daalde ze de trappen af en doorzwierf ze het herenhuis naar haar kamer, waar de eenzaamheid haar met open armen verwelkomde. Ook moeder Augustine wierp de bomma nog een giftige blik toe - ofschoon de oude dame al jaren blind was voor het heden en enkel in de toekomst kon zien - en verliet vervolgens de zolderkamer.

Toen Augustines inktzwarte voetstappen zo stil waren geworden dat ze niet meer boven het getik van de regen uitkwamen, hoorde de bomma fluisterstemmen in haar hoofd. Peinzend wreef ze over haar slapen. "Valère... De kaarten... Wat bedoelt ge, geesten?" Alsof zij haar vraag beantwoordden, draaiden plotseling de ogen van de bomma weg en joeg er een schokgolf door haar afgepeigerde lijf. De geesten van haar voorouders brachten haar terug naar een winterdag, veertien jaar geleden, op haar zolderkamertje. De jonge Valère zat voor haar op de kussens, beneden klonk het gekrijt van een pasgeborene, en de regendruppels spatten uiteen tegen de ruiten. Bomma Claus hoorde haar eigen stem spreken, maar het geluid klonk ver weg.

"Vannacht kreeg ik een voorspellende droom, die pas over enkele jaren werkelijkheid zal worden..." Ze zag hoe het fijne gelaat van Valère betrok. "Eenzaamheid, wantrouwen, geweld en het in verval raken van onze beide families..."

De herinnering van Valère op de zolderkamer vervaagde al snel en maakte plaats voor een nieuwe herinnering: de bomma, enkele dagen voor de komst van Valère, die de kaarten legde. Vier kaarten had ze uitgespreid over haar houten tafeltje. De harten, het kind, de dame en de dood. Het gehuil werd steeds luider en klonk haast griezelig, alsof het kind doodsangsten uitstond. De vier kaarten verdwenen als rookwolkjes en een nieuw beeld doemde op voor haar geest. Ze voelde meteen dat dit de toekomst was. 

De bomma zag een duistere kamer die zich uitstrekte in de zwarte schaduwen zo ver het oog reikte. In het midden ervan stond een wiegje waar een vrouw zich overheen had gebogen, met haar rug naar de bomma gericht. Aanvankelijk dacht ze dat het haar kleindochter Augustine betrof, maar naarmate haar ogen gewend raakten aan het duister, zag ze een jongedame, nog niet eens volwassen, gehuld in een witte slaapjapon. Samen met het kind weende het meisje spookachtig. 

Toen zij zich omdraaide en haar gezicht naar de bomma keerde, zag de oude vrouw dat dit meisje haar gelaat in een afschrikwekkende grimas had geplooid. Uit haar grote grijze ogen liepen tranen van bloed, en ze riep "Bomma, help mij!" als door de duivel opgejaagd, alvorens haar schaduw van haar loskwam en haar met zwarte klauwen meetrok in de duisternis.

Op het moment dat ze Berenice herkende in de spookverschijning, verdween het visioen. De bomma was weer alleen op haar zolderkamertje. Het was opgehouden met regenen en ook de donder zweeg. "Berenice..." hijgde de oude dame, niet in staat te bewegen. "De voorspelling zal uitkomen!"

Op de grond lagen nog steeds de vier kaarten van Berenices voorspelling: de harten, het kind, de dame en de dood.

De Kinderen Van VerdoodtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu